De correspondentie van Desiderius Erasmus. Deel 2. Brieven 142-297
(2004)–Desiderius Erasmus– Auteursrechtelijk beschermdErasmus van Rotterdam aan zijn vriend Andrea Ammonio, gegroetIk wacht al op je geweldige krijgsverhalen en op wat in de gordels wordt meegebracht. Ik heb je verschillende keren geschreven via Jan van Lotharingen toen je in het kamp was. Ondertussen was mijn gevecht tegen de fouten in de teksten van Seneca en Hieronymus niet minder verwoed dan dat van jou tegen de Fransen. Hoewel ik nooit in het legerkamp was, stuurde de bisschop van DurhamGa naar voetnoot1. mij tien kronen uit de buit die men op de Fransen heeft veroverd. Maar daarover meer als ik je ontmoet; ondertussen verwacht ik brieven van je over je soldatenleven. Vaarwel, bijzondere vriend. Cambridge, 26 november Ik hoef je niet te vragen om iets wat je al uit jezelf doet; toch verzoek ik je om, wanneer je daartoe de gelegenheid hebt, mijn belangen ook mondeling te behartigen. Voor mij staat vast dat ik de komende maanden het heilige anker moet uitwerpen.Ga naar voetnoot2. Als alles goed gaat, zal ik dit land, waaraan ik de voorkeur heb gegeven boven Rome en waarin ik oud ben geworden, als mijn | |
[pagina 231]
| |
vaderland beschouwen. Zo niet, dan zal ik me ervan losscheuren en weggaan, het doet er niet erg toe waarheen, om elders te sterven. Ik roep alle goden aan als getuigen van het vertrouwen waarin ik bedrogen uitkwam door de man die je kent.Ga naar voetnoot3. Als ik met drie woorden beloofd had wat hij mij herhaaldelijk in prachtige bewoordingen heeft toegezegd - ‘ik weet wat ik beloof; ik zal mijn woord altijd gestand doen’ -, dan mag ik sterven als ik niet liever ten onder zou gaan dan een man in de steek te laten die van mij afhankelijk is. Ik wens je geluk, mijn Andrea; ik hoor dat de Fortuin je toelacht en je niet zo door en door vijandig gezind is als ze voor mij is. Nogmaals, vaarwel. [1509] |
|