Tuin van Eros(1932)–Jan Engelman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 48] [p. 48] Tweespalt Soms trekken lichtloos haar pupillen samen: de angst, als voor een afgrond, breekt mij neer. Ik moet haar haten, met verdoemde namen neem ik den waanzin aller teederheden weer. Maar zie, zij glimlacht, en weer opgetogen ik wandel vreesloos door een gouden steeg, - gekooid, gehangen tusschen regenbogen en lichte spiegels stroom ik zingend leeg. Vorige Volgende