Tuin van Eros(1932)–Jan Engelman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] Cythera 't Is spelens tijd, nog wast de maan en snel zijn onze leden koud. Maar oogen die niet slapen gaan zien in 't gestroomde appelgoud en spiegelveld het eender beeld van oogen naast elkander staan. Mijn handen, dwalend door den teelt der rijke haren, 't zwarte graan van schedel en geheven schoot, 't zijn smeekelingen om den gloed der schaamte en dien fieren stoot van onverwonnen zomerbloed. O vrouw die mijne vreugden deelt, wen nimmer aan den kleinen tijd! Gij, die dit lichaam hebt bespeeld met zooveel kracht als teederheid, [pagina 41] [p. 41] zijt wijder dan het firmament en dieper dan het waterveld. Ik heb u spelende herkend en spelend is het zoet geweld van uwen aanloop die 't gelaat - verwoest, verworpen en beschreid - met brekend morgenlicht beslaat en mijn geboeide lijf bevrijdt. Verrijs! en vaar uw lust mij aan van armenwieg, van schouderboot: 't is spelens tijd, de zomermaan, de aarde en de nacht zijn groot. Vorige Volgende