| |
| |
| |
De romans van Raymond Radiguet
‘J'aimais que mon coeur batte vite et irrégulièrement.’
Phenomeen, want in zekere mate redeloos en een act van sterk geloof, is iedere kunstdaad: phenomeen in het bijzonder de kunstdaad van de geniale natuur. Hoe sterk de critiek van zijn speculatief intellect ook zij, zijn geloof in zichzelf, dùs zijn geloof in de kwaliteiten van het project dat uit hem ontstond, berust op de, telkenmale, ongetoetste zekerheid, dat de verhoogde emotie hem door een zeer bijzondere werking gebieden ontsluit, die het onbegenadigd verstand niet bestrijkt. Hij is de denker niet alleen, maar ook de plots gedachteloos geworden artifex, en zijn werk: verhelderde voertaal van geestelijke realiteit. Het sterk besef van deze uitverkiezing, het voelen van zijn vermogens, zal ieder groot kunstenaar doen verzaken aan de overdreven aandacht voor de feitelijke toevalligheid en aan den opzettelijken dienst der zichtbare uiterlijkheid. Of hij van reëele verschijnselen en objectieve feiten uitgaat en daaraan het immanent-levende demonstreert, of hij tracht met onmiddellijkheid in grootsch-eenvoudig symbool een hoogere realiteit te openbaren: altijd valt het accent op de onzichtbare wezenlijkheid die de aardsche vorm nimmer compleet kan uitdrukken. Wij worden misleid door den schijn: in diepst beginsel spreken het grieksche beeld en het ivoor van de negerkust dezelfde
| |
| |
taal. Het gaat om de kwaliteit van den mensch die zich openbaart.
Bij de lectuur van Radiguet's werk paart zich aan de bewondering voor een zóó diepgaande analyse van de onderbewuste roerselen in de menschenziel, verbazing om het waarlijk tot verbijsteren bekwame feit, dat de artiest die het schreef niet langer dan twintig jaren deel had aan het speeltooneel, waarvan hij met brandende belangstelling de verborgen motieven trachtte op te sporen. Verzen van sterke naaktheid en onmiddellijkheid schreef hij reeds op den leeftijd, die den normalen adolescent in begeestering brengt voor katapulten en Indianenromans: ternauwernood kan hij, op de kamer die hem zag sterven, de drukproeven verbeteren van ‘Le Bal du Comte d'Orgel’, zijn laatste boek en meesterwerk. Zijn leven gelijkt een kortstondig wit vuur, aan welks einde men niet kan gelooven, omdat het de oogen verblindde en niet in hevigheid is afgenomen. Voor hij was ontwaakt, voor hij, over de verwondering-van-te-leven heen, tot herkennen was gekomen, velden ‘les soldats de Dieu’ hem neer. Hij had zich dóór zijn kunst niet aan de leven-beheerschende waarheden gehecht en bij de vernuftigste experimenten scheen voor hèm de tijd nog niet gekomen, om den zin te vatten van de wreede comedie om hem heen. Eigenlijk is zijn werk niet dan gecomprimeerde potentie, geïntensifeerde levensrythmus: elleboogstoot en aanloop - maar als gebaar zóó uitzonderlijk-volkomen en zóó onbegrensd van mogelijkheid, dat de verliefde aan- | |
| |
dacht van ieder, die de explosieve krachten in dit tijdperk erkent, er naar moet uitgaan. Als een meteoor zwierf zijn ziel van oorsprong tot oorsprong. Hij is dat ziedend hoofd, dat diepe hart, waarin de kortstondig-schijnende vonk van al wat Jeugd heet zich euvelmoedig ontlaadt. Hij beurt op, verbruikt, werpt weg en beurt opnieuw op: altijd wat anders, altijd minachtend, in ontzettend cynisme onvoldoende-bevindend, en direct reeds bereid de poging opnieuw te
wagen, terwijl nieuwsgierigheid zijn degoût opheft.
Het wonderlijke is, dat deze intensiteit van leven niet enkel kan worden teruggevoerd op de duizelende dronkenschap der mateloos-gevoelige zinnen, maar ook moet worden verklaard uit de scherpe spanning van het verstand. Zijn bewustzijn is zeldzaam-harmonisch, vormt zich kristal na kristal, het eene niet stralender dan het andere. Maar het bleef bij het snelle schaakspel der zelfanalyse en al verstaat hij het, met eigen uitkomsten zeer-uiteenloop ende naturen reëel te maken: hij gaf zich niet over, vond niet rechtstreeks de diepere ervaringen, die zonder den brillantverlichten omweg simpele oplossing geven over de beteekenis van het soms krankzinnig-martelende spiegelgevecht dat wij Leven heeten. Dit is dan ook de eenige beperking, dat we niet vinden die bijzondere bevruchting van den geest, welke besef en inwerking van het bovennatuurlijke is, waardoor de geest schouwend wordt. Het gaat hem niet daarom, hij is nog te hevig geïnteresseerd bij de verklaring van immate- | |
| |
rieele maar natuurlijke verschijnselen, om den samenhang te vinden. Hij oordeelt noch veroordeelt, amoreel aanvaardend wat in de verheelding geschiedt, met weifellooze zekerheid aannemend, wat de intuïtie hem verklaart uit de sfeer van het onderhewuste. En in dit opzicht schrijft hij zich uit met de romaansche vrijmoedigheid, die het raffinement der hartstochten vreest, maar ze niet negeert: in alles met een door cultuur geschapen afstand, kieschheid en hehoefte tot oprechtheid. Op zijn sterfhed, misschien in een staat van hooger hegrijpen, zal hij zeggen: ‘L'ordre est donné. J'ai entendu l'ordre’: in zijn werk werpt hij zijn lichten over de wereld der gemoedsaandoeningen zooals een wentelende vuurtorenlamp het doet over een donkere zee - met snelle, bliksemende flitsen, opdoemend en verschietend, om alles verwonderd, aan niets gehecht.
Ten onrechte heeft men in dit werk cerebraal genoemd, wat niet anders was dan afkeer van gevoelshedwelming. De mensch van groote afmetingen kent geen sentimentaliteit, omdat hij zijn menschelijk medelijden onder de ‘proportie’ van het onhegrensde in de juiste maat dwingt en zijn zelf-beklag geldt niet het gekwetste individu, maar een besmeurd ideaal, het lot van een geslacht of een soort. ‘Raymond Radiguet avait le coeur dur’, zegt Cocteau. ‘Son coeur de diamant ne réagissait pas au moindre contact. Il lui fallait du feu et d'autres diamants. Il négligeait le reste’. Zooals hij muziek van Mozart ligt hij het werk van Radiguet de tragiek
| |
| |
in een klein mineur, in een onopzettelijke modulatie. Het leven is daar niet gering gemaakt, maar sterk vereenvoudigd, en op zijn kernpunten suggestiever herschapen. Dit is de kunst om van niets een halve wereld te scheppen, zooals Satie en Poulenc dat in de muziek, Rousseau le Douanier en Utrillo dat in de schilderkunst hebben verstaan. De macht tot verantwoorde negatie, die de groote winst der moderne literatuur is (winst: want overwinning van de afleidende bijkomstigheid) bezat Radiguet in hooge mate. In een enkele bladzijde kan hij een volmaakt-helder beeld ontwerpen van eeuwenlange familie-historie, waardoor het karakter en het handelen van zijn sujetten op onnavolgbare wijze relief verkrijgen; door een snelle milieu-wisseling komt een verborgen instinct aan het licht, dat de betrokken figuur met plotselinge insluiting naar zijn doel drijft; door het vluchtig invoeren van een onbeduidende accessoire ontstaan conflicten van wonderlijke hypertrophie. Daarbij kent hij ook uitnemend het geheim, om het enkele noemen van een simpel ding, door het preciese invoegen op den adem van den schijnbaar-onbewogen, maar diep-slaanden rythmus, tot een feeërie van uitzonderlijke pracht en dichterlijkheid te maken. Alles bij hem is naakte realiteit: maar het zeer gewone en nuchtere is door een onnaspeurlijke werking gesublimeerd tot een staat van lichtheid en vruchtbaarheid, die ons opnieuw het leven-van-iederen-dag als een drama van gansch ongemeene beteekenis leert beschouwen.
| |
| |
Wij beminnen dit werk, om het sterke, hevige leven van den geest die er zich in uitspreekt en om de verrukkelijk-diaphane wijze, waarop deze uitspraak is geschied. De goden hebben hem te zeer liefgehad. ‘Il était de la race grave dont l'âge se déroule trop vite jusqu'au bout’ - maar zelfs als wij het lot niet aanklagen mogen we toch treuren om de mogelijkheden die naar menschelijke berekening verloren gingen. Wie in het algemeen bewondert de harmonische natuurlijkheid en den geserreerden eenvoud, waarmee vele moderne Fransche prozaschrijvers hun sujetten teekenen, de suggestieve kracht, waarmee zij de handeling doen verloopen volgens één dwingende fataliteit en onontkoombare noodzakelijkheid, sterk-reëel en zonder romantische verdolingen: hij vindt het prototype van den nieuwen roman bij Radiguet, die in zijn stijl de zuiverheid en helderheid wist te bereiken waaruit klassiek evenwicht ontstaat. Het is het geheim van den Latijn, dat hij aan alle kunst-revoluties weet te tippen, zonder zich eenzijdig in een systeem te laten harnassen. Radiguet heeft zich hierdoor een snelheid van geest eigen gemaakt, welke met die van Cocteau vergeleken kan worden, maar dieper afdaalt in het complex der impulsen en ervaringen, waaruit iedere daad haar eigen redelijkheid wint. Hij blééf representant van de beste eigenschappen van zijn ras, van een traditie die in de sterke zielen nooit engheid en conventie kende.
Radiguet liet maar twee romans na: ‘Le Diable au Corps’ en ‘Le Bal du Comte d'Orgel’. In de
| |
| |
eerste wordt beschreven de libertijnsche puberteitsliefde van een vroegrijpen en zeer sensibelen knaap, slachtoffer van den oorlog (‘quatre ans de grandes vacances’), die over heel het leven achter het front een sfeer van extravagantie schijnt verspreid te hebben, slachtoffer ook van de verschrikkelijke verlatenheid waarin het verdoolde hart van den adolescent kan verkeeren, wanneer de ouders hun jeugd zijn vergeten of te zorgeloos zijn om de lichamelijke en psychische gebeurtenissen bij hun kind met oplettend oog gade te slaan. Extravagant in alle opzichten is ook deze liefde, die catastrophaal eindigt met den dood van de jonge vrouw, kort nadat zij een kind heeft ter wereld gebracht. Het ‘geval’ is simpel, hoewel niet alledaagsch. Eigenlijk doet dit niet ter zake, maar ik zeg het alleen om sterker te doen uitkomen, dat Radiguet zich met al zijn artistieke diepte en virtuositeit gericht hield op het verhevigd zien der werkelijkheid. Als men de liefdesgeschiedenis van dezen onevenwichtigen jongen en de reserveloos aan een groote hartstocht overgegeven Marthe leest, lijkt het of men nooit een jeugdliefde heeft beschreven gezien. Wij zien, door Radiguet, geboorte, bloei en sterfte der sentimenten nieuw en diep-oorspronkelijk, wij zien ze tevens als uitvloeisels van een mentaliteit, die men Europeesch kan noemen en sterk van-dezen-tijd. Is de zielskern van den mensch onveranderlijk: de aard van zijn reactie op gebeurtenissen staat onder invloed van geboorte, opvoeding, omgeving, van verworven kennis en veroverd moreel inzicht. Het komt mij
| |
| |
nu voor, dat vele jonge menschen die in dezen tijd leven - in een tijd die hen a.h.w. met abrupte en harde schokken geestelijk heeft doen groeien en vaak tot een precairen staat van overbewustheid heeft gebracht, waarop alleen de ontdekking van onwrikbare grondwaarheden hen voor ontijdigen ondergang kan behoeden - dat vele jonge menschen, die er zich zoo vaak over verwonderen, dat hoogst-intelligente personen, behoorend tot een oudere generatie, hun worsteling om het inzicht met volmaakt onverstand aanzien, in deze scheermes-scherpe beschrijvingskunst de donkere motieven moeten zien blootgelegd van de verdolingen huns harten en de complicaties hunner zinnen. Radiguet herschiep hierdoor een op zich-zelf volkomen onbelangrijk geval tot een monument-in-den-tijd. Die tijd rekent met de snelste tempi en de slankste associaties: zij leven in ‘Le Diable au Corps’, maar tegelijk leeft er de onveranderlijke, diepe poëzie van ontwakende liefde in mannelijk en vrouwelijk wezen, die zich huiverend en angstig tot elkander zien trekken. In deze liefde is telkens een vreemde mengeling van spontane kracht, immense verfijning en wreed cynisme: zij is onnavolgbaar geteekend als natuurlijk gevolg van het balancement tusschen ongrijpbaren droom en overschatte realiteit waaraan de puberteit zich schuldig maakt. Met iedere bladzijde van het boek zou die suggestie van angstige levens-intensiteit zijn aan te toonen. Hoe men er tegenover moge staan en ondanks het feit dat Radiguet geen autobiographie schreef: die intensiteit moet
| |
| |
rechtstreeks stammen van het absolutisme zijner mentale gesteldheid, zij wordt ons bewust door een meesterschap van visie en mensuur in alle onderdeelen.
‘Le Bal du Comte d'Orgel’ is zonder twijfel een stijging. Men mist hierin de verteederingen, die in ‘Le Diable au Corps’ van tijd tot tijd met bewustheid schijnen te zijn opgeroepen, het werk is nog strakker en eenvoudiger van gang geworden, de feiten en verschijnselen, gereduceerd tot op het direct-beïnvloedende, worden beschreven met een macht tot objectiveeren die aan het ongeloofelijke grenst. Dit boek beschrijft de kuische liefde tusschen François de Séryeuse en Mahaut d'Orgel. Men ziet deze liefde, lang onuitgesproken, groeien over zeer simpele, onopgesmukte levensmomenten: visites-maken, auto-rijden, dineeren, dansen, reizen. Er bestaat aanvankelijk een vlotte kameraadschap tusschen François, Mahaut en haar echtgenoot Anne d'Orgel. François aanvaardt de vriendschap van Anne zelfs met een zekeren eerbied. Uiterlijk blijft alles hetzelfde, Anne, een argeloos-opgeruimd gentleman, met een ‘overwicht’ dat alleen uit 'n zekere snelbeslotenheid en gemakkelijke frivoliteit ontstaat, merkt niets van de diepe veranderingen die plaats vonden. Zonder de minste charge staat hij geteekend als de man van den vlotten buitenkant: ‘On sait qu'il était dans le caractère du comte d'Orgel de ne percevoir la réalité que de ce qui se passait en public’. Maar in het gevoels- en gedachtenleven van François en Mahaut voltooit zich het oude drama met on- | |
| |
afwendbare feilloosheid. Zij begrijpen zelf niet wat er geheurt, als zij tot de ontdekking komen van de beteekenis van een feit heeft het reeds nieuwe situaties geschapen, die op haar beurt moeten overdacht worden en repeteerend den toestand gecompliceerd maken. En dan de tallooze malen, dat zij mistasten en de gehieden niet bereiken waaruit de impulsies opstijgen:
‘Si son mari lui faisait quelque caresse, elle se sentait toute triste. Elle ne voulait trouver à cela que des motifs simples. Elle se disait qu'elle était comme ces gens qui aiment les fleurs, et que leur parfum entête. Il suffit de ne pas s'endormir auprès d'elles. Car Mahaut voulait se persuader que ce vague lui était pénible. Et sa comparaison avec le parfum des fleurs était fausse, car son vague n'était pas migraine, mais griserie’.
En terwijl de Comte d'Orgel argeloos voortleeft hij zijn gedistingueerde, tot spel verheven verveling, worden de twee fijnere naturen tot elkander getrokken. De catastrophe is hier de hekentenis van Mahaut aan haar echtgenoot, direct gevolg van diens eerste zonde tegen den goeden toon bij de ontvangst van een Russisch uitgewekene, tegen wiens intellectueele meerderheid hij niet op kan: de hekentenis, dat zij zich niet verweren kan tegen de liefde voor François. Dit geschiedt nog vóór het bal gegeven is, waarop het gansche hoek preludeert, waarvan het den speelsch-gekozen titel draagt en waarvan het verloop dan tenslotte aan de verbeelding van den lezer wordt overgelaten. En de onbedrogen-bedrogen echtgenoot weet niet anders te zeggen dan: ‘C'est ab- | |
| |
surde.... Il faut que nous cherchions un moyen de tout réparer’. Verrukkelijk van tragischhoogmoedige, onzegbaar-fijne spot is die laatste scène tusschen de twee echtgenooten, die alleen door de kracht van psychische verschuivingen onnoemelijk-ver van elkander zijn verwijderd. Anne d'Orgel meent, dat men te Parijs niet op een eiland woont(!) en dat de zaak is opgelost, als François op het bal komt als ware er niets gebeurd. En dan, hij die bij al zijn civilisatie en bewegelijke activiteit een figuur is, zoo triest en klein dat men haast medelijden met hem krijgt, hij behoudt in een geraffineerde groteske het laatste woord:
‘Il employa sans se rendre compte, avec un signe de tête royal, la phrase des hypnotiseurs:
‘Et maintenant, Mahaut, dormez! Je le veux.’ Een dusdanige subtiliteit bereikt men alleen met streng realisme van den geest. De auteur schiep zich nergens een décor, om daarin een bepaalde levensphase het verlangd relief te kunnen geven: hij nam het naakte, lillende, niet mooi en niet leelijk gemaakte leven zelf en bepaalde zich tot de directe analyse van de verborgen sentimenten, die in iedere levensdaad vermaskerd liggen. Iedere zin maakt een gevoel vrij, dat in de uiterlijke gebeurtenissen niet aan de oppervlakte treedt, of schetst met één trek de wezenlijkheid van een reputatie, een talent, een maatschappelijke beteekenis. Daarbij is zijn beeldspraak van een verrassende oorspronkelijkheid en in haar toch weer nuchtere gewoonheid sterker beeldend dan ooit het conventioneel of exotisch attribuut
| |
| |
der romantisch-helasten vermocht. Als een Picasso van het proza maakt hij de zakelijkheid wonderlijk, waar ze verschijnt. Realist is Radiguet, maar verder dan ooit zijn we hier verwijderd van het werk der realisten van de vorige eeuw. Hun analyse, suhjectieve verklaring van ohjectieve gegevens, is hij de zijne vergeleken kinderspel. Zij copieerden een langere of kortere reeks van dagelijksche en uiterlijke geheurtenissen en trachtten daaruit de determinatie van een ziel aannemelijk te maken. Overwinning van het systeem was hier alleen mogelijk, indien de feitelijkheid zóó praegnant was heschreven, dat de gemoedsaandoening van het subject haar onmogelijk tot een geheurtenis van ondergeschikte beteekenis kon omscheppen, indien er dus een fatale wisselwerking tusschen den aard van het individu en zijn zintuigelijke ervaringen bestond. En hier was van een realisme in den beperkten zin dus eigenlijk al geen sprake meer. Bij Radiguet echter, die zijn object niet van buitenaf beschouwt, maar er zich met onmiddellijkheid in plaatst en naar de donkere motieven duikt, die het doen bestaan, bij Radiguet wordt de geest direct zelf-scheppend, zijn werking excentrisch, hij is niet resultante, maar begin-kracht. Iedere handeling is onmiddellijk gevolg van een psychische conclusie of wordt op den duur uit een onderbewuste werking verklaard. Als Mahaut zich bekent dat zij François lief heeft beschrijft Radiguet dit als volgt:
‘Qu'était-ce donc qui avait pu la changer ainsi brusquement?
| |
| |
‘Les mots ont une grande puissance. Mme d'Orgel s'était cru libre d'attribuer à sa prédilection pour François le sens qu'elle voulait. Ainsi avaitelle moins combattu un sentiment que la crainte de lui donner son nom.
‘Ayant jusqu'ici mené de front le devoir et l'amour, elle avait pu imaginer, dans sa pureté, que les sentiments interdits sont sans douceur. Elle avait donc mal interpreté le sien envers François, car il lui était doux. Aujour-d'hui ce sentiment, couvé, nourri, grandi dans l'ombre, venait se faire reconnaître.
‘Mahaut dut s'avouer qu'elle aimait François.’ Men ziet, hoe hier in letterlijken zin alles aan zich-zelf ontdekt wordt, hoe de gebeurtenissen rechtstreeks beïnvloed kunnen worden door psychische toestanden, of deze tot bewustzijn komen, of als chaos elementair hun werking uitoefenen. Hij slaagt er daarbij volkomen in, zijn sujetten zuiver en logisch te karakteriseeren. Hij heeft ze niet te beelden, als beïnvloed door hun omgeving, hij heeft hun lot in de hand, exponeerend van uit één onwrikbaar en fel-doorschouwd beginsel, dat hun wezen bepaalt. Daarom is ‘Le Bal’, zooals de schrijver zelf zegt, een roman ‘où c'est la psychologie qui est romanesque’. En misschien het eerste boek, waarin een nieuwe phase van de romankunst zich gaaf en sterk openbaart, - bewonderenswaardig van levensinzicht en zeer edel van vakmanschap.
|
|