Het Bittermeer(1969)–Jan Engelman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 23] Boomen De bijl ligt aan de wortel. De boomen vallen om. De huizen zonder mortel verrijzen hier alom. Wie kapt er toch die boomen? Is 't voor een beter licht? Er wordt ons iets ontnomen, men maakt verlies tot plicht. Geef goede proletaren een doosje van beton, beroof ze van de blaren en noem het licht maar zon. Zij laten zich verbranden op wegen, strand en hei, maar zonder schaduwkanten is niemand waarlijk vrij. De boomen staan te vragen geduldig naar hun lot. Electrisch zijn de zagen, het landschap gaat kapot. Land van betonnen blokken: een bunker in het groot. De adem blijft mij stokken en alles smaakt naar dood. Wij vallen als de boomen, wij vallen stil en stom. Verloren zijn de droomen, daar vraagt geen mensch meer om. [p. 24] Maar blaren blijven groeien en water kabbelt voort. De boomen willen bloeien en bloeien ongestoord. Geteisterd mensch, doe open! Het ritselt in den muur. Wij willen allen loopen de paden der natuur. Vorige Volgende