Het Bittermeer(1969)–Jan Engelman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 20] Haec Dies (posthuum voor Willem Asselbergs) De dood, de duist're, hield Hem niet, geen steen, geen wade of breidel - Hij steeg als 't eerste merellied, want was dit wonder niet geschied: zijn woorden bleven ijdel. En alle leven is in 't Woord voor wie zijn ziel kan dragen zoo nieuw als lied'ren die men hoort wanneer de merel, ongestoord, het lente-licht ziet dagen. O licht, o lied, o merelkeel die voor den grafsteen beven - was ooit een menschenwoord te veel wanneer het voor een enkel deel in Zijn geluk wil leven? De Meesterzanger overal maakt dronken van geluiden, zij gaan als golven door het dal - o zingend hart, gij weet het al: de klok komt uit het Zuiden. Het ritselt reeds in de spelonk waar klare waters vloeien, een vlam sprong uit de tondelvonk, een lijkkleed zonk, het lichaam blonk, geslaakt zijn alle boeien. Hij stijgt, de horizon wordt rood, Zijn purp'ren wonden lichten - nu zweeft Hij boven hel en dood [p. 21] en maakt het exultemus groot in monden en gezichten. Geen mensch is zoo melaatsch en klein die hier niet kan genezen, want alle wonden worden rein en ieder ijdel woord een schijn als Christus is verrezen. Vorige Volgende