Het Bittermeer(1969)–Jan Engelman– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] AAN J.CH. BARONES VAN BOETZELAER [pagina 9] [p. 9] Het Bittermeer Het meer is bitter en het bitter blijft. Het bitterst is, wat hier het langst beklijft. Dat lacht om leed, vertreden ligt de deugd: er is geen duister dat den jong'ling heugt. Maar d'oude vrienden zullen U verraden en de liefde vlucht. Opeens beseft men dat een loos gerucht vervangen heeft de jubelende zang. En plots'ling is de zieke sterv'ling bang voor al wat vroeger zelfverzekerd sprak en waargenomen werd met moeiteloos gemak. De dingen zijn als vroeger, maar ze zijn doorzien. Men heeft genoeg. Men zegt: ‘Komaan, misschien is mijn verlangen nóg zo maat'loos groot. Maar ik weet zeker dat het eindigt in den dood.’ Verlangen was weleer de voorstaat van genot. De fraaie maquillage is nu vóór haar tijd kapot. Voordat de zon dien muur af is gesneld heb ik begraven wat het meeste heeft geteld en 't is vergeten door een lid van mijn geslacht. Een and're generatie staat al weer op wacht. Wij zijn niet veel. Wij wagen voor een tijd. En vóór den avond is een held zijn goede wapen kwijt. Zijn zoon heeft al een ander en bevecht spontaan de nieuwe schimmen van denzelfden waan. Vorige Volgende