Beter voetbal
(1948)–Ad van Emmenes, C.H. Geudeker– Auteursrecht onbekend
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dr. C.J. van MervennéeInleidingDe hygiëne of gezondheidsleer beoogt een aantal voorschriften te geven ter voorkoming van ziekte en van lichamelijk en geestelijk letsel. Tot de hygiëne rekent men dus voorschriften, die betrekking hebben op de woning en de school, verder o.a. de voedingshygiëne, fabriekshygiëne, enz., en wat ons voornamelijk interesseert: de sporthygiëne. Met sporthygiëne bedoelen wij kort en populair gezegd: de juiste levenswijze van de sportbeoefenaar. Wij moeten zorgen dat het lichaam van de sportbeoefenaar geen nadeel ondervindt van zijn sportbeoefening. Zoals wij zullen zien kan sportbeoefening grote veranderingen aan de organen van ons lichaam veroorzaken. Deze veranderingen kunnen nuttig zijn, indien de sportbeoefening niet overdreven wordt of te eenzijdig is. Immers door een juiste sportbeoefening worden onze spieren en gewrichten, hart en longen in een goede conditie gebracht, het centrale zenuwstelsel en de klieren met inwendige afscheiding eveneens gunstig beïnvloed, waardoor wij beter bestand zijn tegen de moeilijkheden van het dagelijks leven. Het voetbalspel is zeer geschikt om een juiste training van ons lichaam te bewerkstelligen. Het heeft het grote voordeel, dat het in de open lucht gespeeld wordt en bovendien een teamspel is, waardoor samen- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
horigheidsgevoel wordt aangekweekt en de individuële eerzucht op de achtergrond wordt gedrongen door het gezamenlijk pogen. Het behoedt de afzonderlijke speler tegen te grote inspanning, omdat na een individuële krachtsinspanning de bal wordt afgegeven en voor deze speler automatisch een pauze wordt ingeschakeld. Wel is waar is de invloed der sportbeoefening afhankelijk van de plaats in het elftal, maar zelden zal een speler volkomen uitgeput zijn na een wedstrijd, zoals wij dat wel zien bij lange-afstandlopers, roeiers en wielrenners. De voorhoede- en middenspelers moeten kunnen beschikken over het uithoudingsvermogen van de lange-afstandloper en de snelheid van de sprinter, terwijl de volgende kwaliteiten voor alle voetballers van groot belang zijn: gezonde longen en een sterk hart, snelheid, soepelheid, koelbloedigheid, durf, gevoel voor discipline. Niet overdreven lichamelijke oefening, vooral in de vrije lucht, is niet alleen nuttig voor de spieren maar ook voor de stofwisseling en het zenuwstelsel. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Geneeskundige sportkeuringMen moet zorgen, dat het lichaam van de sportbeoefenaar geen schade ondervindt van de sportbeoefening, dus moet men in de eerste plaats de overtuiging hebben, dat de voetballer gezond is. Wij kunnen de medische sportkeuring beschouwen als een der meest belangrijke hygiënische maatregelen voor de sportbeoefening. De jongen moet dus op een Sportkeuringsbureau onderzocht worden. Een briefje van de huisdokter, dat soms is afgegeven zonder een uitvoerig onderzoek, is niet voldoende. Waarom nu is deze keuring absoluut noodzakelijk voor jongens, die lid willen worden van een voetbalvereniging en dus willen gaan deelnemen aan wedstrijden? Omdat de mogelijkheid bestaat, dat één van hun organen, bv. het hart of de longen, niet in orde is. Het kan gebeuren dat zo'n jongen een hart heeft, dat een afwijking vertoont, die tot op dit ogenblik onopgemerkt is gebleven. Het is best mogelijk, dat dit gebrek bij het gaan naar school of kantoor en bij andere bezigheden, die worden verricht, geen onaangename verschijnselen heeft gegeven, omdat het zieke hart kans gezien heeft zich aan te passen aan het werk dat er tot nu toe van gevergd is. Gaat zo iemand nu echter sport beoefenen en meedoen aan wedstrijden, dan wordt het zieke hart veel zwaarder belast en er is een grote kans, dat deze motor het werk niet meer af kan en bovendien zwaar beschadigd wordt. Ik geloof niet, dat de bestuursleden van vele verenigingen voldoende de grote verantwoordelijkheid beseffen, die zij op zich nemen, als | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
zij jonge leden, die niet van tevoren geneeskundig onderzocht zijn, aan wedstrijden laten deelnemen. Dat er zelfs tegenstanders van medische sportkeuring onder deze functionarissen zijn, omdat, volgens hen, de kans bestaat, dat goede spelers niet meer aan wedstrijden zullen mogen deelnemen, is zo onverantwoordelijk, dat deze bestuursleden hierdoor bewijzen volkomen ongeschikt te zijn om leiding te geven in hun vereniging. Hebben deze mensen wel eens bedacht welk een slechte propaganda het voor de sport in het algemeen en voor hun vereniging in het bijzonder is, als spelers door lichamelijke onvolwaardigheid een wedstrijd niet kunnen uitspelen, soms zelfs door uitputting neervallen? Ouders, die hierbij tegenwoordig zijn, zullen zich wel tweemaal bedenken voor zij hun kinderen toestaan die bepaalde tak van sport te beoefenen. Dat een volledig onderzoek voor elke jongen noodzakelijk is, dus ook voor een jongmens, dat zich volkomen gezond voelt, is dus vanzelfsprekend. De K.N.V.B. heeft niet voor niets de keuring voor nieuwe leden verplicht gesteld. Een hartgebrek, een beginnende longaandoening kunnen in sommige gevallen zo weinig verschijnselen geven, dat de jongen zich gezond voelt, maar het in werkelijkheid niet is. Intensieve sportbeoefening kan een dergelijke aandoening verergeren en de jongen tot een invalide maken. Dat de medische sportkeuring voor oudere spelers eveneens nuttig is, wil ik met een paar voorbeelden verduidelijken:
Is de jonge voetballer goedgekeurd, dan kan hij met zijn training beginnen, maar men dient ook te weten hoe zijn organen op die training reageren. M.a.w. of deze bestand zijn tegen de eisen van de wedstrijdsport. Daarom is geregelde herkeuring, tenminste éénmaal per jaar, noodzakelijk. Eén van de voetballers is enige tijd van de oefeningen weggebleven. Hij komt terug en vertelt, dat hij ziek geweest is tengevolge van een infectieziekte, bv. diphtherie, roodvonk, longontsteking, angina e.d. Voor hij weer aan de oefeningen mag deelnemen moet hij naar het Sportkeuringsbureau gaan om de zekerheid te hebben, dat | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
de sportbeoefening thans niet schadelijk voor hem zal zijn. Immers door de infectieziekte is misschien het hart van de jongen beschadigd. Het volgende voorbeeld bewijst dit voldoende: Een 22-jarige voetballer wordt met diphtherie in een ziekenhuis opgenomen. Na enige tijd wordt hij genezen ontslagen. Hoewel hij zelf meende niet voldoende getraind te zijn en daarom eerst weigerde, speelt hij, op aandringen van zijn vereniging, een wedstrijd mee als spil. Als hij na de wedstrijd thuis komt, voelt hij zich ziek, wordt weer in het ziekenhuis opgenomen en sterft de volgende dag. | |||||||||||||||||||||||||||||||
KledingHet doel van onze kleding is om de regeling van onze lichaamswarmte te steunen en dus mede te werken, dat onze lichaamstemperatuur constant blijft. De aanmaak van warmte geschiedt voornamelijk door spierarbeid; de afgifte van warmte door:
Door verdamping van zweet wordt veel warmte aan het lichaam onttrokken, m.a.w. het lichaam koelt af. In de koude kunnen de fijnste bloedvaten in de huid zich zo sterk vernauwen, dat er geen druppel bloed meer doorgaat (bv. witte, dode vingers in de koude). De zweetkliertjes werken nauwelijks in de koude, des te meer naarmate het warmer is en daardoor wordt de lichaamstemperatuur constant gehouden. Wie snel in de koude de huidvaten sluit, snel ze weer opent in de warmte, bezit een goede huidreactie. Het harden tegen koude berust op een oefening en daardoor verbetering der huidreactie. Ook onze vetlaag onder de huid beschut tegen warmteverlies. Vet is een slechte warmtegeleider en kan zodoende de afgifte van warmte naar buiten nog meer beperken. Onze kleding moet nu in de eerste plaats de afgifte van warmte beperken en daarom moeten de stoffen slechte warmtegeleiders zijn. De voetbalkleding, die zeer dun is, zal daarin op koude dagen slechts slagen indien de bron van onze warmteproductie, dat is ons spierstelsel, veel warmte levert. We moeten dus voortdurend in beweging zijn. De doelverdediger, die een goot gedeelte van de wedstrijd stil staat, moet dikker gekleed zijn dan de overige spelers van het elftal. Dat men in de winter als het erg koud is een flanel of iets dergelijks | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
onder zijn voetbaltrui draagt, is toelaatbaar, mits men deze onderkleding na de wedstrijd verwisselt. We zien wel eens, dat vooral jonge voetballers hun voetbalplunje aantrekken over hun onderkleding en na afloop van de wedstrijd dit ondergoed aanhouden. Deze manier van doen is echter zeer verkeerd. Tijdens de wedstrijd zweten we en dit zweet wordt opgeslurpt door de onderkleding. Voor het verdampen van het zweet is warmte nodig, die aan ons lichaam onttrokken wordt. Terwijl bovendien de natte kleren de warmte goed geleiden en dus extra-warmteverlies veroorzaken. Op deze manier kan onze kleding soms oorzaak van verkoudheid worden. Als we zweten kan een deel van het water wegdruppelen, een ander deel wordt door de kleren opgezogen, dit water moet verdampen. Na een grote mars kunnen de kleren meer dan 500 gram water opnemen, dat gedurende de rust verdampen moet. 500 gram water eisen om te verdampen 291 calorieën, een mens in rust produceert per uur ± 63 cal., gedurende ± 3½ uur wordt dus warmte aan het lichaam onttrokken en kan kouvatten optreden. (Eén calorie is de hoeveelheid warmte nodig om 1 kg water 1 graad in temperatuur te doen stijgen). Er is weinig verschil tussen de sportkleding van voetballers van ongeveer 40 jaren geleden en thans. Dat is wel een bewijs, dat die kleding aan alle eisen voldoet en dus valt er weinig van te zeggen. Alleen het petje, dat vroeger onze lokken versierde, is in de loop der jaren verdwenen. Toch zijn er nog wel enkele dingen over de voetbalkleding te zeggen. Het is voor de medici een bekend feit, dat vele voetballers spataderen hebben. Komt dit door de krachtige inspanning van het been bij het trappen? Ik geloof niet, dat dit de enige reden is. Een voetballer draagt elastieke kousenbanden, die snoeren. Door de inspanning van het trappen van de bal krijgt men een overvulling van de bloedvaten van de onderste ledematen. De snoerende kouseband drukt de oppervalkkig gelegen aderen (die het bloed hartwaarts voeren), niet de diep gelegen slagaderen (die het bloed in het been aanvoeren). De druk belet de afvoer van bloed, laat de aanvoer vrij: de aderen worden dus met bloed overvuld. De elasticiteit van de aderen lijdt door die voortdurende overvulling en op den duur worden de overbelaste aderen langer en slapper. Zij liggen dan gekronkeld en dik opgezet onder de huid, als blauwe strepen en knobbels. Men spreekt dan van spataderen. Men moet lange kousen dragen in verband met de scheenbedekkers en die kousen moeten niet afzakken. Het is niet gemakkelijk hiervoor een oplossing te vinden en toch zijn de snoerende kousebanden verkeerd. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Voetbalgoed moet schoon zijn. Helaas moet ik hier bekennen, dat ik daar meermalen tegen gezondigd heb. Het gebeurde wel eens een keer, dat we na de wedstrijd onze voetbalplunje in de koffer stopten en deze er de volgende Zondag voor de wedstrijd weer uithaalden. Dit is wel de meest onhygiënische wijze van handelen. Het voetbalgoed, nat van het zweet, dus vuil, lag een week in een ruimte, waar zo goed als geen verdamping, dus drogen, kon plaats hebben. Schone kleding is een gebiedende hygiënische eis. Vele steenpuisten en andere ontstekingen van de huid kunt ge daardoor voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Baden en huidverzorgingHet baden dient als reinigingsmiddel en als hardingsmiddel voor de huid. Een warm bad opent de huidvaten, een koud bad sluit ze. Afwisselend koud en warm bad is een training voor de huidvaten en de huidreactie (zie bij ‘kleding’). Hoe kouder het water des te korter moet het bad duren. Daarna moet men het lichaam goed warm wrijven met een badhanddoek. Voor reiniging van de huid is een warm bad aan te bevelen. Daarbij worden het stof en de zouten, die na verdamping van het zweet op de huid achterblijven, verwijderd. Indien het mogelijk is, is wat het baden betreft na een wedstrijd het volgende aan te raden: eerst een warm bad, liefst douche, daarna een koude douche, die korter moet duren naarmate het water kouder is. Neem nooit een warm bad vóór de wedstrijd, dit geeft een gevoel van loomheid, waardoor de prestatie ongunstig wordt beïnvloed. Het valt mij vaak op, dat de voetballers, die op het Sportkeuringsbureau verschijnen, verbazend vuile voeten hebben. Droog na een bad Uw lichaam goed af en ook Uw voeten vooral tussen de tenen. Zweetvoeten dienen extra te worden behandeld. Raadpleeg daarvoor Uw huisdokter. | |||||||||||||||||||||||||||||||
VoedingMen wijke zo weinig mogelijk van de gewone levenswijze af. Echter mag men geen grote maaltijd nuttigen binnen 2 à 3 uren voor de wedstrijd. Voor de spijsvertering is bloed nodig, dat dan niet beschikbaar is voor de spieren en het centrale zenuwstelsel. De loomheid na een flinke maaltijd wordt verklaard door een zuinige doorbloeding der hersenen omdat de ingewanden veel bloed nodig hebben tijdens de spijsvertering. Bovendien hindert de gevulde maag de bewegingen van het middenrif, terwijl er een grote kans bestaat, dat de speler misselijk wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dus vóór de wedstrijd weinig en licht verteerbaar voedsel nemen. Is het elftal op reis, zodat men aangewezen is op hotelkost, dan moet men trachten zoveel mogelijk gewoon Hollands eten te krijgen, liefst geen vis of spijzen met mayonaise en dergelijke. Dikwijls zijn deze gerechten niet vers en ingewandsstoornissen kunnen het gevolg zijn. Zwaar verteerbare voedingsmiddelen vermijde men, b.v. kool, rapen e.d. Het dorstgevoel tijdens sportbeoefening zal men niet met water bestrijden, daarvoor zijn te grote hoeveelheden nodig, beter is thee of vruchtensap. De kop thee tijdens de rust van een voetbalwedstrijd is dus een goede hygiënische maatregel. Een ruime suikertoevoer is nuttig, omdat de spieren bij hun arbeid veel suiker verbruiken. Ook tijdens de training moet men zijn voeding zo weinig mogelijk veranderen. Zorg voor een wat ruimere eiwittoevoer in de vorm van melk, vlees en vis, gebruik liever wittebrood in plaats van bruin brood (is beter verteerbaar). Vruchten zijn zeer goed, o.a. voor de toevoer van vitaminen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
AlcoholIn de sportwereld geldt van ouds het principe: bij sportbeoefening behoort geen alcohol. Laten wij dit principe op ethische gronden toejuichen en propageren. Misbruik van alcohol is nadelig, vooral voor het zenuwstelsel. Dagelijks misbruik is schadelijker, dan een overmatig gebruik in eens. Vooral jonge mensen onder de 15 jaar zijn voor de giftigheid van alcohol zeer gevoelig. Een overmatig, chronisch alcoholgebruik kan het hart beschadigen, er ontstaat ontsteking van de hartspier en bij sterke inspanning kan de dood plotseling optreden. Alcoholgebruik voor of tijdens de prestatie doet deze niet verhogen, zoals proeven hebben uitgewezen. Door vermindering van het gevoel van vermoeienis kan alcohol korte tijd meer werk doen verrichten, evenwel ten koste van ‘overarbeid’ der vermoeide spieren, zonder daarvoor iets in de plaats te geven. Alcohol werkt in zulke gevallen als een zweep, die aanspoort tot overmatig werk, zonder kracht te geven. Men gaf aan een aantal sportmensen, die allen dezelfde oefening verrichtten, een drank met - en anderen een drank zonder alcohol. De prestatie van de alcoholgebruikers was minder goed. Hetzelfde heeft men nagegaan bij soldaten, die een mars moesten doen. Bij de ‘alcohol-soldaten’ waren de meeste uitvallers. De sportbeoefenaar zelf meent dikwijls, dat hij na alcoholgebruik | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
meer presteert, omdat de rem wegvalt, de beoordeling minder juist is en men dus slechts meent een beter resultaat bereikt te hebben, dan in werkelijkheid het geval is. Men zij echter niet te schematisch als de gewoonte een matig alcoholgebruik meebrengt. De Franse wielrenners drinken hun glas wijn na de prestatie, de Duitse sportbeoefenaars hun glas bier. Hun prestaties behoeven daardoor niet slechter te worden. De schadelijke invloed van koude op het lichaam wordt in hoge mate ondersteund door gebruik van alcohol. Alcohol verwarmt schijnbaar, door de verlamming van de ringspieren in de fijne bloedvaten van de huid. De huid is rood en warm, omdat de bloedvaten wijd en slap zijn en rijkelijk met warm bloed doorstroomd worden. Dit warme bloed straalt veel warmte uit in de omgeving, waardoor een groot warmteverlies voor het lichaam wordt veroorzaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
NicotineBij de meeste rokers ontstaat een ontsteking van de slijmvliezen van de bovenste luchtwegen, de z.g. rokerscatarrh. Dat deze afwijking de prestatie ongunstig beïnvoedt, behoeft geen betoog. Verdere onaangename verschijnselen bij sterk roken kunnen zijn: slapeloosheid, gebrek aan eetlust, hartkloppingen, drukkend gevoel in de hartstreek, onregelmatige pols, stoornissen van de ogen en van de ademhaling, maagaandoeningen. Daar het hart bij de sportbeoefening reeds zoveel werk moet verrichten, is het vanzelfsprekend, dat men geen vergiften moet gebruiken, die het hart kunnen beschadigen. Daarom moet ook een overmatig gebruik van koffie en thee tijdens de training niet worden toegestaan.
Doping noemt men het verkrijgen van een verhoogde prestatie bij sport door kunstmatige hulpmiddelen. Kunt ge een tegenstander niet door eigen kracht overwinnen, neem dan niet uw toevlucht tot een middel, dat u een ogenblik in staat stelt meer kracht te ontwikkelen, dan waarover ge eigenlijk beschikt, zodat ge door een kunstmatig hulpmiddel uw tegenstander tijdelijk de baas bent. Dit is onsportief. Strijd met gelijke wapenen. Vele van deze middelen werken alleen suggestief, zoals de pillen van renpaardenbloed, die door een trainer van wielrenners werden verstrekt. Andere zijn echter meer of minder schadelijk. Enkele middelen werken als een zweepslag (o.a. alcohol). De prestatie wordt een ogenblik verhoogd en daarna gevolgd door een periode van inzinking. Vaak zijn de dopingsmiddelen vergiften, die vooral het hart beschadigen, zoals alcohol, coffeïne, morphine en cocaïne. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De invloed van sportbeoefening op onze organena. Invloed van sportbeoefening op het hart.Een niet getrainde jonge man heeft een aantal polsslagen van ongeveer 70 per minuut. Dat wil dus zeggen: 70 maal per minuut trekt zijn hart zich samen, tengevolge hiervan wordt een hoeveelheid bloed in de slagaderen geperst en in een golfvormige beweging naar alle delen van het lichaam vervoerd. Deze polsgolf kunnen we op die plaatsen, waar de slagaderen aan de oppervlakte van het lichaam liggen, voelen, o.a. aan de polsslagaderen, waar de dokter de pols voelt. Gedurende de verslapping van het hart stroomt bloed uit de aderen naar het hart toe. Het hart werkt dus als een zuig-perspomp. Door deze bloedtoevoer naar alle delen van het lichaam ontvangen de organen voldoende bloed en met dit bloed de voedingsstoffen, die de cellen nodig hebben voor hun functie. Zodra wij sport beoefenen hebben de spieren meer voedingsstoffen nodig om hun werk te kunnen verrichten, precies dus als een motor, die meer brandstof eist naarmate de prestatie groter wordt. Wij zien dan ook, dat onmiddellijk bij de aanvang van de arbeid het hart zich sneller gaat samentrekken, dus het aantal polsslagen toeneemt. De pols in rust 70, kan bij zeer zware arbeid versnellen tot ongeveer 180 à 200. Door deze polsversnelling is ons lichaam dus in staat een 3 maal zo grote hoeveelheid bloed naar de functionnerende organen bv. naar de spieren te stuwen. Door bepaalde onderzoekingen weet men echter, dat krachtig werkende spieren 15 maal zoveel bloed ontvangen als rustende. Door de polsversnelling alleen kan dus ons hart niet aan die grotere vraag voldoen en daarom bezit ons hart nog een tweede middel om meer bloed in de slagaderen te brengen. De hoeveelheid bloed, die per minuut door de kamers in de slagaderen wordt geperst bedraagt normaal 4-6 l; tijdens arbeid wordt deze hoeveelheid vergroot en kan bij zware arbeid 20 l en meer bedragen. Het hart van de sportbeoefenaar moet dus een grotere hoeveelheid bloed kunnen bevatten, de hartsholten moeten dus groter zijn dan normaal en bovendien moet een dergelijk hart een krachtige spierwand hebben om zoveel bloed per minuut in de bloedsomloop te persen. Deze hartverandering is een aanpassing aan de hogere eisen, die aan dit orgaan worden gesteld en als deze verandering binnen bepaalde grenzen blijft, is ze ongevaarlijk. Hoe sterker de sportman getraind is, des te duidelijker zullen deze hartveranderingen zijn. Omdat de getrainde bij elke samentrekking van het hart meer bloed verplaatst zal hij in rust minder vaak de hartspier behoeven | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
samen te trekken om toch een voldoende hoeveelheid bloed in de slagaderen te persen. De getrainde heeft in rust een geringer aantal polsslagen (bv. 50 à 60) als de ongetrainde. De getrainde sportbeoefenaar heeft dus een langzame pols en een hart, dat groter is dan als hij niet getraind is. In deze gevallen spreekt men van een sporthart. Zoals reeds gezegd, is deze verandering in de meeste gevallen ongevaarlijk, maar men zal zeer voorzichtig moeten zijn als de sportbeoefenaar aan een acute infectieziekte heeft geleden zoals roodvonk, diphtherie, longontsteking en dergelijke. Het sporthart, dat is beschadigd door de infectieziekte zal, indien de sportman te snel na zijn ziekte weer sport gaat beoefenen, hem in de steek kunnen laten. De veranderingen van het hart door de sportbeoefening, zoals ik heb beschreven, gelden natuurlijk alleen voor gezonde sterke harten. Het gebeurt echter ook wel eens, dat een sportbeoefenaar een hartafwijking heeft, bv. dat door een infectieziekte de hartspier beschadigd of het hart verwijd is, of dat de kleppen, die de verschillende hartsholten afsluiten, dusdanig zijn veranderd, dat de holten niet meer goed worden afgesloten. In al deze gevallen is sportbeoefening in de vorm van wedstrijden verkeerd, omdat een verdere beschadiging van het hart zeker is. Zo herinner ik mij, dat een bekende voetballer op een der sportkeuringsbureaux werd afgekeurd. Hij stoorde zich echter niet aan dit advies en speelde toch. Enige jaren later is hij tijdens het spelen van een voetbalwedstrijd overleden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
b. Invloed van sportbeoefening op de longen.Als onze borstkas zich tijdens de ademhaling uitzet, stroomt de lucht, waarin zuurstof aanwezig is, in onze longen. In de longblaasjes wordt de zuurstof in het bloed opgenomen, terwijl koolzuur en water aan het bloed worden afgegeven. Zoals reeds meermalen is gezegd, hebben de spieren tijdens sportbeoefening meer zuurstof nodig en dus zullen wij, om aan de grotere vraag te kunnen voldoen, sneller, maar vooral dieper gaan ademhalen. Als onze longen gezond zijn, zullen zij deze grotere hoeveelheid werk gemakkelijk kunnen doen en zij zullen er beter van worden. Wij zien dan ook, dat de vitale capaciteit (dat is de grootst mogelijke hoeveelheid lucht, die kan worden uitgeademd, nadat van tevoren zo diep mogelijk is ingeademd) bij getrainde sportmensen groter is dan bij ongetrainde. Zijn de longen ziek, is er ergens een klein ziekteproces, bv. een tuberculeuze haard, dan is de vermeerdering van arbeid, waardoor alle delen van de long in het ademhalingsproces betrokken worden, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
verkeerd, want het ziekteproces heeft voor de genezing rust nodig. Wij weten immers, dat een van de methoden om een zieke long te genezen, het stilleggen van de long is, de zg. kunstmatige pneumothorax. | |||||||||||||||||||||||||||||||
c. Invloed van sportbeoefening op de nieren.Als de spieren door hun vermeerderde arbeid meer zuurstof en andere stoffen gebruiken, zullen er ook meer afvalstoffen ontstaan dan bij spieren, die zich in rust bevinden of slechts matig arbeiden. Deze afvalstoffen worden voor een deel met de urine buiten het lichaam gebracht en het is dus noodzakelijk, dat onze nieren krachtiger gaan werken. Als de hoeveelheid van deze afvalstoffen zeer groot is, kunnen de nieren soms hun werk niet goed meer doen, in enkele gevallen kunnen ze dan zelfs worden beschadigd. Er worden dan ook, na een zeer intensieve sportbeoefening wel eens bestanddelen in de urine gevonden, die wij ook vinden bij een ontsteking der nieren. | |||||||||||||||||||||||||||||||
d. Invloed van sportbeoefening op het centrale zenuwstelsel.Tijdens sportbeoefening gaat een voortdurende stroom van prikkels langs de gevoelszenuwen naar het centrale zenuwstelsel en in tegenovergestelde richting gaan zeer veel prikkels langs de motorische of bewegingszenuwen naar de spieren. Bij elke tak van sportbeoefening speelt het handhaven van het evenwicht een grote rol en ook daarvoor moet het centrale zenuwstelsel veel arbeid verrichten.
Door langdurige spierarbeid kan ons zenuwstelsel uitgeput raken. Een typisch voorbeeld hiervan is het volgende: Een Marathonloper is dicht bij de finish. Een fotograaf breekt door de afzetting heen en wil de Marathonloper Fotograferen. Deze kan de fotograaf niet ontlopen en botst tegen hem aan, waardoor hij de finish niet meer kan bereiken. Ondanks zijn uitputtingstoestand, die voornamelijk veroorzaakt werd door onvoldoend functionneren van het centrale zenuwstelsel, kon hij voor de botsing nog wel zijn weg vervolgen en zou hij zeer waarschijnlijk de finish hebben gehaald, maar hij was niet in staat een omweg om de fotograaf te maken en op die manier een botsing te vermijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
TrainingDoor de training tracht de sportbeoefenaar de functie van zijn organen dusdanig op te voeren, dat het uithoudingsvermogen verhoogd en de vermoeienis minder gevoeld wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Training is dus niet alleen een oefenen van spieren en gewrichten, maar van alle organen, speciaal hart en longen en het centrale zenuwstelsel. Gewichtsverlies tijdens de training:
Hart: Als een getrainde en een ongetrainde dezelfde arbeid verrichten, gaat de hartfrequentie, dat is het aantal hartslagen per minuut, bij de getrainde minder omhoog dan bij de ongetrainde. Ook in rust heeft de getrainde een langzamere hartslag. Het slagvolume (de hoeveelheid bloed, die per slag door de kamers in de slagaderen wordt geperst, die normaal in rust 60 à 70 cm3 bedraagt, stijgt bij getrainden tijdens de sportbeoefening tot 120 à 150, bij ongeoefenden tot 70 à 90. De hartsholten van de geoefende moeten dus wijder zijn, terwijl de spier krachtiger moet worden om de grotere hoeveelheid werk te kunnen verrichten.
Longen: De ademhaling wordt langzamer en dieper bij geoefenden. De ademhalingslucht (dit is de hoeveelheid lucht, die bij een normale uitademing wordt uitgeademd), is normaal ongeveer ½ l, kan bij geoefenden stijgen tot 1 l. De vitale capaciteit neemt toe van plm. 3 l tot 5 l of meer. De borstomvang neemt toe. Hierdoor kunnen de longen voldoen aan de grotere vraag naar zuurstof en zich gemakkelijker ontdoen van de overmaat aan koolzuur.
Het centrale zenuwstelsel en de spieren: Ook het centrale zenuwstelsel ondervindt de invloed van het oefenen. Dit orgaan zendt bij de geoefende alleen die prikkels uit, die voor de oefening noodzakelijk zijn. Dus alleen die spieren worden tot samentrekking aangezet, die voor de oefening nodig zijn. Andere spieren zijn zoveel mogelijk ontspannen. Het is iedereen bekend, dat wij bij het leren van een oefening bepaalde spieren moeten samentrekken, maar dat wij vooral moeten leren om spieren, die een tegengestelde werking hebben (de antagonisten) uit te schakelen. Dit laatste is soms het moeilijkste. Ik zal dit met een voorbeeld verduidelijken. Gij leert hoe een bal moet worden gestopt. Op het moment, dat de bal de grond raakt moet de speler de bal tussen de binnenkant van zijn voet en enkel en de grond klemmen. Welnu, bij het begin van de oefening moet de speler denken aan de volgende dingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Heeft hij dit onderdeel van het spel na enige tijd onder de knie, dan wordt het voor het centrale zenuwstelsel en de spieren veel gemakkelijker. De geroutineerde speler denkt niet meer wat hij precies moet doen, de balbehandeling gaat automatisch en het centrale zenuwstelsel wordt minder belast. Alleen die spieren, die voor het stoppen nodig zijn, functionneren, de andere werken niet tegen en worden dus niet vermoeid. Elk getraind onderdeel van het voetbalspel betekent minder arbeid voor de spieren en het centrale zenuwstelsel van de getrainde. Misschien kan ik het voorgaande nog duidelijker maken met het volgende voorbeeld: Iemand leert fietsen; na een half uur is hij doodmoe. Zijn armen en handen zijn als lood, een gevolg van het omklemmen van het stuur. De spieren van zijn benen zijn moe omdat hij steeds verkeerde en stuntelige bewegingen heeft gemaakt. De lust om verder te oefenen ontbreekt: het centrale zenuwstelsel is vermoeid. Na enige oefeningen is alles veranderd: zijn armen en handen worden niet meer beïnvloed, de benen zijn niet zo gauw meer moe, het centrale zenuwstelsel speelt practisch geen rol meer. Kort samengevat zijn de gevolgen van het trainen:
Het tegelijk trainen voor twee geheel verschillende takken van sport is sterk te ontraden. Zo herinner ik mij een speler van ons elftal, die zich in het voorjaar steeds aan een roeitraining onderwierp. Zodra hij hiermee begon, werden zijn prestaties op het voetbalveld duidelijk slechter. De speler zorge voor voldoende slaap om lichaam en geest te doen uitrusten. Tijdens de training is acht uur slaap noodzakelijk. Men is het tegenover zijn mede-elftalspelers verplicht om zo fit mogelijk te zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||
OvertrainingIn enkele gevallen kan de trainingstoestand geleidelijk overgaan in een toestand van overtraining. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Hoewel de toestand van de sportbeoefenaar goed lijkt, kan hij zijn oude vorm niet herkrijgen. Daarom is hij ontevreden over zichzelf; hij wordt prikkelbaar en deze prikkelbaarheid uit zich vooral als men informeert naar zijn prestaties of die van zijn teamgenoten. Ondanks alle inspanning gaat de prestatie terug en daarom verliest hij het genoegen in de sportbeoefening. Tenslotte gaat de sportman er slecht uitzien, slaap en eetlust verdwijnen en hij verliest aan gewicht. Bedenk dus goed, dat overtraining geen scherp omlijnd ziektebeeld is, maar een abnormale toestand, die zich geleidelijk ontwikkelt uit de trainingstoestand. De achteruitgang in het prestatievermogen en de psychische veranderingen, die natuurlijk alleen opvallen indien men de sportman geregeld gedurende de training controleert, moeten aan overtraining doen denken. Als gewichtsverlies optreedt heeft men reeds met een ernstige vorm van overtraining te doen. Welke factoren het uitbreken van de overtraining veroorzaken zijn niet bekend. Misschien zijn het psychische, waarvoor zou pleiten, dat sterk getrainde sportmensen door een geestelijke schok plotseling in een toestand van overtraining kunnen geraken, terwijl voorts merkwaardig is, dat de overtraining bij beroepssportmensen practisch niet voorkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
VermoeidheidAls men een spier laat samentrekken, vinden in die spier chemische processen plaats. Er ontstaan stofwisselingsproducten in de spieren, die door het bloed verder in het lichaam worden verspreid. Het wezen der vermoeidheid bestaat in de ophoping van deze stofwisselingsproducten, die tenslotte een verlammende invloed op de spieren zenuwwerking uitoefenen en zelfs bij het uitvoeren van locale oefeningen, b.v. het buigen en strekken van een been of arm, tenslotte algemene vermoeidheid veroorzaken.
Tot de vermoeienisstoffen behoren koolzuur, verder melkzuur en nog bijzondere stoffen, die de spier minder geschikt voor functie maken. De vermoeienisstoffen worden door zuurstof verbrand waardoor de vermoeienis verdwijnt.
In het begin prikkelt de vermeerderde productie van koolzuur het ademcentrum, waardoor de ademhaling dieper en frequenter wordt. Niet geoefende personen kunnen nu gemakkelijk in een toestand komen, waarbij het ademhalingsapparaat niet in staat is de massa koolzuur uit te ademen. Er ontstaat ademnood. Gaat men met de | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
oefening nu toch door, dan kunnen verschijnselen van koolzuurvergiftiging optreden, waarbij de patiënt bleekblauw wordt. De ademhaling wordt daarbij onregelmatig, er kan bewusteloosheid en tenslotte de dood optreden. Snel adem halen, b.v. meer dan 30 per minuut, is niet geschikt om het koolzuur uit de longen kwijt te raken. Het koolzuur heeft dan geen tijd om de wand van de longblaasjes te passeren. Daarom niet snel, maar diep ademhalen. Behalve ophoping van vermoeienisstoffen is ontbreken van voedingsstoffen b.v. suiker een oorzaak van vermoeidheid.
Het eigenaardige gevoel van geradbraakt zijn moet waarschijnlijk worden verklaard door scheuringen in het weefsel en ophoping van stofwisselingsproducten. Gaat dikwijls gepaard met koorts.
Fixatiearbeid is meer vermoeiend dan rhythmische bewegingen, staan is vermoeiender dan lopen. Spierarbeid is des te vermoeiender, naarmate er meer hersenarbeid bij nodig is, b.v. kan een wielrijder harder rijden met motorgangmaking, dan zonder. Iemand, die leert fietsen is gauwer moe dan iemand, die de kunst verstaat. Invloed van de hersenen op de spieren blijkt uit de grotere kracht in driftangst die vleugels geeft enz. Tekenen van grote inspanning, die men tijdens oefenen kan waarnemen: 1e. ademen door de mond: om koolzuur kwijt te raken. 2e. bleek worden: wijst op lichte hartvermoeidheid. 3e. snel kloppen van de halsslagader of wisselende kleur van het gezicht van rood tot minder gekleurd. Dit wijst op grote inspanning van het hart. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Second windWordt zware spierarbeid verricht, dan treedt bij sommigen na enige ogenblikken een gevoel van grote vermoeidheid op, gepaard met kortademigheid en hartkloppingen. Men heeft dan het z.g. ‘dode punt’. Als de arbeid ondanks deze verschijnselen wordt voortgezet verdwijnen ze of plotseling of geleidelijk. Dit is de second wind. Deze verschijnselen treden zowel bij getrainde als ongetrainde personen op. Het optreden van second wind gaat gepaard met sterke vermindering van de ventilatie en een daling van de koolzuurspanning in de longblaasjes. Gaat vaak gepaard met zweten. Verklaring er van zoekt men in vermindering van de zuurgraad van het bloed door minder melkzuurproductie tengevolge van econo- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
mischer arbeid van de spieren, verder door sterke verbranding van melkzuur door verhoging der lichaamstemperatuur. Bovendien is in het begin van de inspanning de toevoer naar de spieren nog niet geheel geregeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||
MassageDe sportmassage is na de medische sportkeuring één van de meest belangrijke hygiënische maatregelen. En laten wij direct zeggen, er is geen onderdeel, waarin zo gebeunhaasd, zo geknoeid wordt. Een oud-voetballer, die niets van massage geleerd heeft, misschien nog nooit zelf gemasseerd is, werpt zich op als sportmasseur en brengt daarmee dit nuttige hulpmiddel is discrediet. Wij hopen, dat de tijd niet ver meer zal zijn, dat alleen zij, die een diploma sportmassage behaald hebben, op de sportvelden zullen mogen masseren. Sportmassage is een belangrijk middel om de spieren zo werkzaam mogelijk te maken, terwijl men het ontstaan van stijfheid na de wedstrijd er mede kan voorkomen. De bedoeling van sportmassage mag alleen zijn om de speler te helpen zijn lichaam op een bepaald ogenblik zo sterk en vaardig mogelijk te maken, maar mag nooit de betekenis krijgen van genezing van ongevallen.
Men onderscheidt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Al deze soorten van massage vereisen een bepaalde techniek, die hier niet besproken zal worden, maar die men zich eventueel op een cursus voor sportmassage kan eigen maken. Over de werking der massage is veel onderzocht en geschreven, maar weinig positiefs bekend. Massage bevordert de bloedtoevoer naar de huid en het onderhuidse bindweefsel, door de druk op aderen en lymphvaten worden deze leeggedrukt en de circulatie in de spieren bevorderd. De massage maakt, dat de spier in staat is meer arbeid te presteren en langer te functionneren. Alleen gezonde mensen mogen door de sportmasseur behandeld worden, nooit mag massage pijn veroorzaken, de masseur zorge voor schone handen en korte nagels. Het zich droog wrijven na een koude douche met een badhanddoek na afloop van de wedstrijd is reeds als een soort massage te beschouwen, vooral als men daarbij het volgende in acht neemt: Na het afdrogen neemt men een badhandschoentje om elke hand en wrijve daarmede de voeten, onder- en bovenbenen en armen in beide richtingen, waarbij men bij het strijken naar de romp toe flink drukt, in de tegenovergestelde richting minder hard. | |||||||||||||||||||||||||||||||
Letsels door voetbalTenslotte enkele letsels, die bij voetballers nog al eens voorkomen.
Gewrichtsaandoeningen: Als we een gewricht, b.v. de knie of de enkel verstuiken m.a.w. overrekken, kan het volgende gebeuren: 1. We kunnen het gewricht abnormaal buigen, dus de normale beweging overdrijven, dan overrekken we de gewrichtskapsel, waardoor bloedvaten in de kapsel worden verscheurd en bloeding in het gewricht optreedt met als gevolg zwelling en pijnlijkheid. 2. De verstuiking kan echter ook een gevolg zijn van een gewelddadige poging om het gewricht te buigen in een richting, waarin geen beweging mogelijk is b.v. draaien van de knie, terwijl het onderbeen gefixeerd is, dan worden de gewrichtsbanden beschadigd, in erge gevallen gescheurd. Ook in dit geval treedt bloeding in het gewricht op. Verder kan het bij een ernstig ongeval gebeuren, dat het kraakbeen van de beenderen, die het gewricht vormen, beschadigd wordt of dat de beenderen zelf een letsel krijgen. Speciaal bij het kniegewricht kunnen de kraakbeenschijven, menisci, beschadigd worden of van hun normale plaats raken. De speler zakt dan door de knie. Bij al deze gebeurtenissen treedt bloeding op, die dikwijls vrij hevig is en niet ophoudt, voordat de tegendruk in het gewricht groot ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
noeg is om verder bloeden te voorkomen. Is de bloeding tot staan gekomen, dan gaan de ontstekingsverschijnselen, die steeds een bloeding vergezellen, zich openbaren. Het bloed prikkelt de kapsel waardoor deze gaat ontsteken, zwelt en vocht afscheidt. Soms is een inwerking van geweld zelfs niet nodig om dit proces te veroorzaken; als een knie in lange tijd niet heeft gefunctionneerd (bv. ten gevolge van een beenbreuk) en de patiënt weer gaat lopen, is het mogelijk, dat vochtuitstorting in het kniegewricht ontstaat. Deze toestand kan nu weer snel voorbijgaan en het gewricht geheel normaal worden. Toch blijft zo'n gewricht een zwakke plaats, zodat de kans op het opnieuw optreden van de verschijnselen bestaat. Juist bij voetballers ziet men dit vaak, telkens komt opnieuw water in de knie. Men kan dit tegengaan door de bewegingsmogelijkheid in het gewricht te beperken door stevige omzwachteling b.v. door een knie-of enkelkous. Deze mogen vooral niet worden gedragen om normale gewrichten. Zoals reeds is gezegd kan een meniscus, meestal de binnenste, beschadigd worden of zelfs van zijn normale plaats raken. We hebben dan met een ernstig letsel te maken. De speler krijgt een plotselinge, hevige pijn in de knie, de meniscus is in sommige gevallen buiten de gewrichtsspleet te voelen. Als de meniscus weer op zijn normale plaats is gebracht, is absolute rust van het gewricht gedurende minstens 5 à 6 weken noodzakelijk. Treden de verschijnselen later weer op, dan is operatief ingrijpen nodig. De hulp, die men moet verlenen in een dergelijk geval bestaat uit het aanleggen van een drukkend verband om de knie. Oogverwondingen: b.v. beschadiging van het oog door het leertje van de bal. Behandeling: oog bedekken met een niet drukkend, steriel verband en patiënt spoedig naar een dokter, zo mogelijk naar een oogarts, brengen. Blaren: deze onaangename voeteuvels kunnen veel narigheid geven, vooral als ze niet op de juiste wijze worden behandeld. Behandeling: geef met een steriele schaar een klein knipje in de blaar, zodat het vocht kan afvloeien, daarna brenge men een desinfecterende stof op de huid b.v. jodium, sepsotinctuur of mercurochroom. |
|