Gespenoorlog
Ik ben nieuw op het Project, even buiten de stad. Eigenlijk zou ik dolgelukkig moeten zijn met een eigen huis, maar toch ben ik niet zo happy als ik mij had voorgesteld.
Er is iets dat niet klopt; wat dat iets is weet ik niet, maar het bij mij nogal stipt ingesteld alarm staat op rinkelen, misschien zomaar, maar toch...
Na een korte verkenningstocht stap ik de winkel op de hoek binnen, en dan gebeurt het. Daar staat ze, een pikin bigisma met acht stijfgevlochten rechtopstaande vlechten, kleurrijk versierd met plastic gespen.
Als ik haar oogluikend observeer, blijkt ze de bezitster te zijn van een paar fonkelende ogen, geaccentueerd door een prachtig zwart gezicht. Niet dat alledaagse zwart, maar dat natuurlijk glanzend zwart, dat je aantreft bij marrons, die na een dag over de vallen bezweet uit hun korjalen stappen. Prachtig!
Tegenover de kleine Rasta staat een spichtig flets meisje met haar handen in de zij, borst naar voren, billen naar achteren, het prototype van een ruziezoekster.
De rooie galmt: ‘Meisje, i blaka lek tara, dan yu tek a dek'ati pot aiti kleur geps na tap yu kop!... Nee me schat, a no moi baya, i gers’ asi friyari!’
In mitrailleurtempo bijt Rasta terug: ‘Na lui y'e lui! A was’ mi wan pot’ honderd, a n'e go yu geen moer aan! A no yu ma bai den gi mi!!’
Fel gesticulerend gilt de rooie haast hysterisch: ‘Meisje, tap nanga mi ma! Mi ma no du yu neks, no tek’ mi ma nen n'in yu bek! En buitendien, mi ma no hab' na law dati f' go bai so wan rotzooi gi mi, kon tatoeëer en pkin lek wan regenboog!.. Waaaaaai!!!...’
Waaaaaai van de rooie wordt in meertonig variant en uiteenlopende geluidsterkte ge-echood door het nest vroegrijpe meisjes, die zich in de winkel bevinden en volledig hun kiek nemen.