Baas boven baas
Een toeristengezelschap wordt in Italië rondgeleid. Een van de toeristen is een Amerikaan, die tijdens de tocht kleinerend reageert op alle bezienswaardigheden; bij hem in Amerika is alles groter, mooier en beter.
Bij een vliegtuigfabriek vertelt de gids dat men hier bezig is een passagiersvliegtuig te bouwen dat met de snelheid van het geluid (330 meter p/sec.) zal vliegen. De Amerikaan haalt zijn schouders op en schept op dat Amerika alle wolkenkrabbers van liften voorziet, die met de snelheid van het licht (300 kilometer p/sec.) werken. ‘Tijdens werkzaamheden op de 48ste verdieping viel een hamer naar beneden’ bluft hij, ‘de timmerman stapte vlug in de lift naar beneden om zijn hamer op te halen. Toen hij goed en wel op de begane grond was en naar buiten stapte, kwam de hamer pas aansuizen en sloeg de man zijn hoofd kapot.’
De Vesuvius, de trots van de gids, heeft die als laatste object van de rondleiding gereserveerd. ‘Dames en heren’, kondigt hij aan, ‘daar ziet u de machtige Vesuvius, de grootste nog werkende vulkaan van Europa’.
Ook hierop reageert de Amerikaan koeltjes. ‘Wat is daar zo machtig aan? In Amerika hebben wij de machtige Niagara-watervallen, de grootste van de wereld, om jouw Vesuvius te blussen’.
Dezelfde Amerikaan bezoekt Suriname, dat langzaam aan een toeristische trekpleister wordt. Zijn mentaliteit blijkt nog even beroerd te zijn, want ook hier maakt hij de gids het leven zuur. Reeds bij het instappen in de prachtige airco toeristenbus vraagt hij of men hier geen betere bussen heeft dan dit Volkswagentje; de 4 meter lange aboma in de zoo maakt helemaal geen indruk op hem: ‘die slaan wij in Amerika als pier aan de haak bij het haaienvissen’, onze kankantrie noemt hij een sierplantje waarvan Michael Jordan er drie heeft staan in zijn achtertuin.