Dierenalfabet

Activiteiten:

Activiteit #1 (Inleiding)

Geef een korte inleiding over dieren. Laat de kinderen namen noemen van een aantal dieren die zij nog meer kennen. Vertel hen het interessante feit dat de mens ook een zoogdier is. Ook walvissen en dolfijnen zijn zoogdieren. Maak een lijst met die namen. Introduceer de term: zoogdieren. Neem dan uit het dierenalfabet een aantal zoogdieren (zie lijst achterin) en laat ze aan de kinderen zien en kijk of zij nog meer kennen.

Activiteit #2

Vraag de kinderen om naar de plaatjes te kijken en laat ze vertellen wat hetzelfde is aan al deze dieren. Leid de discussie zo dat zij vaststellen dat zoogdieren een vacht hebben en 2 of 4 poten. Bekijk elk plaatje en bespreek de naam van de dieren, wat voor soort vacht zij hebben en hoeveel poten. Moedig de kinderen aan om ook andere plaatjes van zoogdieren te vinden of te tekenen die dan ook worden opgehangen.

Activiteit #3

Vertel de kinderen dat een ander kenmerk van zoogdieren is dat de baby's levend worden geboren. Bespreek het verschil tussen een ‘ei leggen’ en ‘levend ter wereld brengen’. Probeer nog meer plaatjes van babyzoogdieren te vinden om na te tekenen of af te drukken. Hang deze plaatjes ook op.

Activiteit #4

Herhaal de dierennamen, de kenmerken van zoogdieren. Vraag de kinderen of zij 3 zoogdieren kunnen noemen. Toon 2 plaatjes van dieren en laat de kinderen dan het dier aanwijzen dat een zoogdier is. Laat de kinderen op zoek gaan naar feiten over deze zoogdieren. Ieder kind noemt 1 feit op van 2 of 3 zoogdieren.

[p. 5]

Activiteit #5

Lees nu een feit op genoemd in de vorige activiteit. De kinderen mogen dan om de beurt zeggen welk feit bij een bepaald dier hoort.

Activiteit #6 (Afronden)

Elk kind tekent zijn/haar favoriete zoogdier. De kinderen vertellen in de groep wat zij hebben geleerd over hun dier. Ga nu weer terug naar de lijst met dieren die in de eerste activiteit was gemaakt. Blijf stilstaan bij de dieren die een zoogdier zijn.