11 Februari 1919 den Haag
Amice,
Daar ik de N Rotterdammer nooit lees, weet ik niet wat er in heeft gestaan over
Minnebrieven. Ik zal er ook niet naar gaan zoeken. De opvoering onder leiding
van Verheyen was zeer dun. Iedereen had zijn best gedaan; maar dat kan geen
ontbrekend talent goed maken. De geschiedenis van het stuk is de volgende
geweest:
Jaren geleden vroeg Royaards mij eens schriftelik om een stuk. Hij beweerde toen
veel te verwachten van samenwerking met de auteur. Een poosje later zond ik hem
Minnebrieven in 3 bedrijven. Hij verhief het stuk in de wolken; maar toen hij
mij de rolverdeling zond, vond ik die allerverkeerdst. Ik schreef hem dit en
kreeg ten antwoord: ‘ik heb mij tot regel gesteld geen stuk van een
Nederl. auteur op mijn repertoire te nemen, dan nadat hij bij voorbaat verklaard
heeft het geheel eens te zijn met mijn rolverdeling en instudering’.
Hierop antwoordde ik natuurlik: als dit uw opvatting is van samenwerking, dan
acht ik het beter geen repetities bij te wonen. Wij zouden toch maar ruzie
krijgen voor niemendal. Had ik wèl repetities bijgewoond, dan zou ik
bij tijds gemerkt hebben, dat er veel langdradigheden waren in dit stuk. Het
viel. Oorzaken: de verkeerde rolverdeling; de langdradigheden en het
alleronzinnigste spel van Royaards zelf. R maakte de hoofdpersoon (een
professor) tot een schorren dwaas en hij gaf als reden op dat de man zielsziek
was. Tegen deze logika was ik niet opgewassen. Tans heb ik het stuk belangrijk
besnoeid en de beide laatste bedrijven omgewerkt tot één.
Daarvan heeft de kritiek natuurlik niets gemerkt. Die schreef over: de opvoering
van het bekende blijspel Minnebrieven.
Gelukkig is mijn minachting voor alle menselike oordeelvellingen hoog genoeg
gestegen om me voor alle blaam en lof volkomen ongevoelig te maken.
In de weinige jaren, die ik nog te leven heb, denk ik het mensdom te laten ...
kletsen.
Intussen blijf ik:
tt
Marc: Emants