Op reis door Zweden
(1877)–Marcellus Emants– Auteursrechtvrij
[pagina 3]
| |
Inleiding.Wie op reis is geweest brengt indrukken mede. Onbetwistbaar is die stelling niet. Het ‘reisje maken’ is zoodanig mode-artikel geworden en door vereenvoudiging der vervoermiddelen zoodanig in ieders bereik gesteld, dat men van de jaarlijks uitvliegende toeristen gerust drie vierde gedeelte op zij kan zetten als brengende weinig ofte geen indrukken mee naar huis. Dit drie vierde gedeelte bestaat geheel uit de reizigers voor plezier, anders gezegd de reizigers, die trachten te ontsnappen aan de verveling. Het overblijvende één vierde deel bestaat uit reizigers voor wetenschappelijke doeleinden, voor kunst, voor torpedostelselsGa naar voetnoot1, voor menschenkennis enz. enz., in 't algemeen dus uit reizigers, die indrukken zoeken, die zien, die luisteren, die lezen en die denken. | |
[pagina 4]
| |
De lezer - die weet dat de volgende bladzijden met mijne indrukken gevuld zijn - begrijpt, dat ik mij zelven onder die laatste reizigers rangschik. Nogthans niet geheel. Ik ben niet naar Zweden gegaan voor een bepaald doel. Ik heb mij niet voorbereid om er geschiedenis, kunst, wetenschap of wat ook te bestudeeren. Als eenvoudig toerist trok ik naar het noorden, gelijk ik naar het zuiden gereisd ben; uitspanning, genoegen was mijn doel, maar dat genoegen moest bestaan in het opdoen van vele indrukken, in het zien, in het overdenken, zoo mogelijk in het begrijpen. Geen wonder dus, dat slechts één dunne draad de volgende schetsen tot een geheel zal verbinden, te weten dezelfde subjectiviteit, die nu hier dan ginds, nu op historisch, dan op wetenschappelijk terrein, nu van kunst, dan van volksaard indrukken opvangt en mededeelt. Daarom scheen mij de titel: op reis door zweden de meest juiste toe en verwijs ik elk, die een geregelder beschrijving of uitvoeriger teekening of wetenschappelijker beschouwing verlangt, naar de bekende werken van Gerard Keller en Potgieter, of naar het nieuwste boek over Zweden van Jhr. Mr. K.W.L. Quarles van Ufford, dat tevens een opgave bevat van de voornaamste en beste werken, die over Scandinavië verschenen zijn. Twee gegevens bepalen een' indruk, het object dat hem opwekt, het subject dat hem ontvangt. Een gebrekkige vergelijking gebruikend, zou ik kunnen zeggen, dat het object | |
[pagina 5]
| |
de lijnen leverde tot de schilderij en dat het subject er zijn eigenaardige kleur over leide. Waren er geen objecten, wij zouden geen indrukken ontvangen, maar was er geen verschil in subjecten, de wereld zou voor allen gelijk zijn en buiten het streng wetenschappelijk onderzoek zou elke mededeeling van waarnemingen overbodig zijn. Toch blijkt dit laatste niet het geval te zijn; ja, zelfs heeft een Duitsch philosoof beweerd, dat het vrij weinig afdoet wat en hoeveel de een of de ander waarneemt. De manier van waarnemen, dus het subjectieve deel brengt niet alleen het groote verschil in opvattingen, oordeelen en kennis teweeg, maar heeft ook voor wetenschap en kunst betrekkelijk grooter waarde dan het aantal waargenomen feiten, dat toch altijd in verhouding tot hetgeen er waartenemen valt, uiterst gering blijft. Ik heb getracht op het voetspoor der beste reisbeschrijvers die subjectieve kleur zoo sterk mogelijk te doen uitkomen, omdat naar mijn bescheiden meening dit het eenig middel is om een reisbeschrijving belangwekkend te maken zoowel voor hen, die het land kennen als voor hen, die het nooit bezocht hebben en misschien nooit bezoeken zullen. Slechts wat mij trof heb ik opgeteekend, omdat het wel onmogelijk is op anderen een' indruk te maken, wanneer men niet eerst zelf dien gevoeld heeft. Aan dat groote gewicht op het subjectieve gelegd, hadden dan ook eene menigte uitweidingen haar ontstaan te danken, die van volstrekt geen | |
[pagina 6]
| |
belang zijn voor de kennis van Zweedsche toestanden, zeden of gewoonten, maar die eenvoudig door den aanblik van die toestanden, zeden of gewoonten gedurende de reis in den gestadigen stroom der gedachten werden geboren. De eerste schetsen werden in Zweden zelf opgesteld en terstond naar het tijdschrift De Banier verzonden, eerst de latere werden in het vaderland geschreven. Te voorzien is de vraag in hoeverre de vermelde feiten werkelijk zijn gebeurd en de gesprekken werkelijk hebben plaats gehad. Wat de eerste aangaat is er volstrekt geen fictie in 't spel geweest, wanneer men ten minste niet onder fictie verstaan wil, dat vaak gebeurtenissen van ettelijke dagen in één enkelen zijn samengevoegd. Om niet vervelend te worden - de erfzonde der reisbeschrijvingen - was dit noodzakelijk. Wat de laatste betreft zijn de woorden, welke de auteur zich zelven in den mond legt, zeer dikwijls niet uitgesproken geweest. De ongeregelde gang van alle gesprekken, de beperkte kennis der vreemde taal zouden dit onmogelijk gemaakt hebben. Evenwel is de algemeene draad der gehouden gesprekken nergens vervalscht en de opmerkingen der vreemden zijn nagenoeg overal met historische getrouwheid weergegeven. Alleen in de hoofdstukken: Op de Norrbotten en Arjeploug is in het eerste aan den geoloog, en in het tweede aan den schoolmeester en den länsman meer in den mond gelegd dan zij werkelijk gezegd hebben. 't Is mij reeds uit de verschijning | |
[pagina 7]
| |
dezer schetsen in de maandelijksche Banier-afleveringen gebleken, dat er zienswijzen in voorkomen, die sommigen aanstoot geven. Ik heb bij de wijziging, aanvulling en besnoeijing, die verscheidene harer thans hebben ondergaan, gemeend daarop niet te moeten letten. Indien zij iets goeds bevatten, zal dit wel juist daarin leggen, dat ik gepoogd heb mijne indrukken zoo getrouw, zoo waar, zoo volledig en zoo duidelijk mogelijk weertegeven. 't Is mijn vaste overtuiging, dat niemand iets heeft aan de samengeknutselde redeneeringen waarmede men boeken fabriekt en die uit eenig nobel beginsel van schrijverij geboren worden, doch waarachter de lezer te vergeefs naar de zelfstandige opvatting en de bijzondere denkwijze van den auteur vorscht. Daarentegen komt het mij voor van 't hoogste belang te zijn, wanneer ons een inzicht geopend wordt in de eigenaardige zienswijze van wien ook; want even als het ‘ken u zelven’ een voorwaarde is voor het kennen van anderen, zoo is ook omgekeerd het kennen van anderen een machtig hulpmiddel om tot een nauwkeuriger kennis van zich zelven te geraken. Nog eens, die weten wil hoe de Zweden zijn, welken regeeringsvorm zij hebben, wat hun land oplevert en hoe 't er met de welvaart is gesteld, hij verlieze geen' tijd met het lezen der volgende bladzijden, maar die er eenigszins belang in stelt te vernemen welken indruk de Zweden en al wat hen betreft op een' vluchtigen toerist maakten, die een | |
[pagina 8]
| |
vierde deel jaars onder hen verkeerde, hij moge zich niet al te zeer teleurgesteld voelen, wanneer hipeenige oogenblikken van zijn' kostbaren tijd voor het lezen dezer schetsen heeft afgezonderd.
Marcellus Emants. |
|