Aantekeningen
(1985)–Marcellus Emants– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
1. Emants' modellen en materiaalverzameling.Al vroeg in zijn schrijversloopbaan propageert Marcellus Emants de opvatting, dat een schrijver moet ‘schetsen naar de natuur’. Dat geldt evenzeer voor het dekor als voor de erin optredende personages, die niet als typen maar als individuen weergegeven moeten worden. Hiermee wil niet gezegd zijn, dat de personages in Emants' werk zonder meer uit de buiten-literaire werkelijkheid zijn overgeplant. Emants bewerkt het materiaal uit de werkelijkheid, zonder echter daardoor aan de waarheid van de voorstelling afbreuk te doen. In 1881 geeft Emants aan zijn roman Jong Holland een voorwoord mee om duidelijk te maken, dat de erin voorkomende personages en hun lotgevallen niet ontleend waren aan de bekende Pincoffs-affaire die zich in die jaren juist afspeelde in RotterdamGa naar voetnoot(1). In dit voorwoord geeft hij weer op welke manier hij personen uit de werkelijkheid in zijn werk als model gebruikt. Het is niet zonder betekenis voor zijn literaire streven, dat hij zijn werkwijze mede beschrijft in oppositie met Hildebrand en het motto van diens Camera obscura: ‘Hiertegenover [namelijk tegenover de verklaring dat hij geen enkel model in Rotterdam genomen heeft] staat, dat indien ik ook al eens een neus van Herinnering op een gezicht van Verbeelding moest plaatsen, ik niet met Hildebrand getuigen kan, dat het mijn streven was “de uitdrukking des gelaats zoo weinig bepaald [te maken] dat een zelfde tronie dikwijls op wel vijftig onderscheiden menschen gelijkt.” Onder het werken stonden mij wel degelijk - althans wat de hoofdpersonen van het verhaal betreft - bepaalde individualiteiten voor oogen, en steeds streefde ik er naar het karakteristieke in ieder zoo sterk mogelijk te doen gevoelen. Den lezer echter verzoek ik zich met de geleverde afbeeldingen te willen vergenoegen. Het zoeken naar de modellen zou een nutteloos en bovendien een zwaar werk zijn, daar de meesten reeds lang geleden ten grave zijn gedaald en de overigen door de geheel veranderde omstandigheden - naar ik hoop - onherkenbaar geworden zijn.’Ga naar voetnoot(2) In de praktijk geeft zijn werkwijze wel aanleiding tot door Emants niet gewenste identifikaties. In 1885 adverteert de uitgever W. Gosler in Het vaderland het verhaal Goudakker's illusiën met de aanprijzing ‘In dit Werkje treedt eene bekende Haagsche Familie op’. Vanuit Zwitserland protesteert Emants tegen deze handelwijze en ontkent hij de waarheid van de mededeling. Hij voegt er aan toe: ‘Het is niet de eerste maal, dat men in mijn novellen levende personen meent te herkennen, soms wel drie modellen in één beeld [...]’Ga naar voetnoot(3). Kennelijk blijft Emants de reputatie houden, dat hij | |
[pagina 6]
| |
1. Marcellus Emants omstreeks 1885.
| |
[pagina 7]
| |
portretten levert van konkrete personen. Getuige bijvoorbeeld een uitspraak van Catherina Vlielander Hein, de zus van Louis Couperus, in 1923, het sterfjaar van beide Haagse schrijvers: ‘Natuurlijk inspireerde [Couperus] zich op zijn omgeving, maar hij gaf geen portretten, zooals Emants deed, naar ik meen. Uit Emants' novellen kun je Hagenaars herkennen. Louis zette werkelijk den neus van den één boven den mond van den ander’Ga naar voetnoot(4). In het algemeen - de in dit boek afgedrukte dokumenten wijzen in die richting - lijkt Emants de neiging te hebben personen te gebruiken die overleden zijn of zich op veilig verre afstand bevinden. Over de relatie tussen zijn personages en hun modellen spreekt Emants ook in een tweetal interviews. Hij brengt in dat verband ook zijn materiaalverzameling ter sprake. Tegen M.J. Brusse zegt hij in het voorjaar van 1907: ‘Ik schrijf veel naar menschen, die ik geobserveerd heb, maar ik maak nooit portretten, - ik gebruik ze als mijn modellen. Zoo heb ik ook in “Een nagelaten bekentenis” niet de bedoeling gehad mijzelf uit te beelden, - het is een combinatie van mijzelf met anderen. Maar er is geen van mijn boeken, waarin ik zoo precies naar model heb gewerkt als in “Waan”. Het model voor de hoofdfiguur zei mij: “ik heb nu het gevoel dat je mij naakt voor het publiek hebt gebracht”. Ik zoek voor mijn werk bij voorkeur naar het sterk individueele, - naar individueele afwijkingen. Daarover heb ik boeken vol aanteekeningen. Heele schriften met gesprek, met geschiedenissen, die ik heb waargenomen, - want ik heb weinig geheugen. Op zoo velerlei gebied heb ik notities, over menschen, en over mijn voorstellingen van menschen, - maar wat een massa typen moet je ongebruikt laten...’Ga naar voetnoot(5). E. d'Oliveira noteerde het als volgt: ‘Gegevens verzamelen? ja, dat doe ik ook: ik heb schriften vol. Als ik een of andere uitdrukking hoor die ik typisch vind, dan schrijf ik die op. Maar, eenmaal opgeschreven, blijft-ie wel in mijn hoofd. Dan hoef ik hem ook niet meer na te slaan. In mijn dialoog vindt u altijd uitdrukkingen die ik heb gehoord. En bij het schrijven heb ik altijd bepaalde personen die ik voor me zie. Natuurlijk gebruik ik een zelfde persoon wel eens twee- driemaal, telkens van een andere kant bekeken. Maar ik gebruik altijd mij bekende personen als model.’Ga naar voetnoot(6) Het enige wat ons rest van datgene wat al met al een behoorlijk omvangrijke dokumentatie moet zijn geweest, zijn twee schriften en enkele losse papiertjes. Dat deze verzameling aantekeningen in Achter het boek wordt opgenomen, behoeft - de titel van de reeks in aanmerking genomen - geen nadere verantwoording. Maar dat neemt niet weg dat het belang van deze publikatie nog wel wat nader bepaald kan worden. | |
[pagina 8]
| |
Wat betreft Marcellus Emants en zijn werk geven deze schriften in de eerste plaats informatie over konkrete gegevens achter enkele van zijn werken. Zo treffen we er aantekeningen in aan die later uitgewerkt werden tot of onderdeel werden van Juffrouw Lina, Hij, Afgestorven, enkele verhalen uit Lichte kost, enz. Niet minder interessant is de blik die de schriften ons in het algemeen gunnen op het soort gegevens dat Emants met het oog op zijn werk noteerde en bewaarde. Het is zeker niet toevallig, dat zoveel van deze aantekeningen in relatie staan met huwelijk en scheidingGa naar voetnoot(7), dat er zoveel personen in voorkomen die ‘afwijkend’ gedrag vertonen, dat er aandacht is voor de degeneratie van ‘jong Holland’, dat in het algemeen vaak fatsoenlijke en maatschappelijke mensen uit gegoede kringen getoond worden zonder de façade waarachter ze normaliter schuilgaan. Het laatstgenoemde aspekt maakt ook, dat de uitgave wellicht enig kultuur-historisch belang heeft: zonder dat dit Emants' bedoeling was en uiteraard onvolledig en onsystematisch krijgt men toch enig inzicht in een aantal aspekten van het dagelijkse leven in hogere Haagse kringen aan het eind van de jaren tachtig van de negentiende eeuw. Tenslotte moet ook nog gewezen worden op enkele literair-historische gegevens die deze aantekeningen opleveren, afgezien van die betreffende Emants en zijn werk. Naast incidentele opmerkingen over literatoren als Frits Smit Kleine, Jan ten Brink en J.E. Sachse, loopt als een soort feuilleton door het eerste schrift een verslag van de troebelen die in 1886 en 1887 door Frans Netscher veroorzaakt werden in het letterkundige genootschap Oefening Kweekt Kennis. Emants' verslag bevat een groot aantal gegevens die in de officiële notulen niet terug te vinden zijn. | |
2. De teksten.De twee schriften met aantekeningen en de losse papiertjes (in het vervolg aan te duiden met: Aantekeningen GrafschriftGa naar voetnoot(8)) berusten in de Emants-verzameling van het Letterkundig Museum. Blijkens direkte en indirekte dateringen bevat het eerste schrift aantekeningen uit de periode oktober 1885 - december 1887, bevat het tweede schrift aantekeningen uit de periode januari 1888 - ± juli 1890 en moeten de Aantekeningen Grafschrift in 1916 gedateerd worden. Voor zover men zich daarover door middel van de direkte en indirekte dateringen een beeld kan vormen, moet men konkluderen dat de aantekeningen op enkele uitzonderingen na in chronologische volgorde staan. De aantekeningen staan in twee blauwe schoolschriften van 21 × 16,5 cm. Op het etiket van het eerste schrift staat de stempel: ‘Marcellus Emants / 's Hage’, en in handschrift het cijfer ‘5’. Op het etiket van het tweede schrift staat in handschrift: ‘Marcellus Emants’. | |
[pagina 9]
| |
2. Bladzijde uit het eerste schrift met aantekeningen.
| |
[pagina 10]
| |
De aantekeningen zijn geschreven in verschillende soorten inkt, soms in potlood. Ze worden meestal van elkaar onderscheiden door een streep over de hele breedte van de bladzijde of de kolom. Soms staan de aantekeningen op een ingeplakt papier. Van een precieze beschrijving van de handschriften is afgezien, omdat de enkele lezer die daarin geïnteresseerd is terecht kan bij de originelen in het Letterkundig Museum. Naast aantekeningen in handschrift bevatten de schriften ook een aantal kranteknipsels, deels zodanig opgeplakt dat er een uitklapbare pagina ontstaat. Als een kranteknipsel maar één kolom breed is, heeft dat tot gevolg dat er op Emants' bladzijden twee kolommen ontstaan. | |
3. De tekstweergave.Er is gestreefd naar een zo leesbaar mogelijke weergave van de tekst. Emants' handschrift in aanmerking genomen en rekening houdend met de haast waarmee veel van de aantekeningen genoteerd zullen zijn, is duidelijk, dat vaak moeilijk uit te maken is in hoeverre een woord helemaal afgemaakt is en in hoeverre een haaltje al dan niet geïnterpreteerd moet worden als een leesteken. Ter bewaring van de authenticiteit zijn spelfouten, woordverdubbelingen en anakoloetische zinnen gehandhaafd. In een aantal van deze gevallen is voor alle duidelijkheid de informatie: [in de tekst] toegevoegd. Daarnaast is een aantal ingrepen uitgevoerd dat zich laat samenvatten als toevoegingen, weglatingen en normalisaties. In een aantal gevallen, waarin geen twijfel mogelijk lijkt aan Emants' bedoelingen, is ten gerieve van de leesbaarheid ontbrekende interpunktie toegevoegd, zonder dat dit in de tekst verder verantwoord wordt. Ook accenten zijn stilzwijgend toegevoegd of gekorrigeerd. Waar twijfel heerste over het al dan niet voltooien van een woord is gekozen voor het hele woord. Als in de tekst iets vermeld wordt tussen vierkante haken, betreft het een mededeling van de tekstbezorger. Waar deze mededelingen bestaan uit een deel vóór en een deel achter een dubbele punt - bijvoorbeeld [in kantlijn: zie verder] komt het gedeelte vóór de dubbele punt steeds voor rekening van de tekstbezorger en is de tekst achter de dubbele punt steeds van Emants. Als een woord of een deel daarvan onleesbaar was, wordt dit aangegeven met [...?], als ik ernstig twijfel aan mijn lezing volgt [?]. Toegevoegd zijn uiteraard ook de annotaties en de doorlopende nummering van de aantekeningen. Weggelaten zijn de strepen die doorgaans ter onderscheiding van de verschillende aantekeningen optreden, evenals de in de kantlijn incidenteel verschijnende kruisjes, waarvan de betekenis onduidelijk is. De waarschijnlijk door een medewerker van het Letterkundig Museum aangebrachte paginering van de schriften is ook weggelaten. Doorhalingen zijn doorgaans niet vermeld. Tussenvoegingen waarvan duidelijk is op welke plaats zij door Emants gewenst werden, zijn zonder meer op die plaatsen opgenomen. Waar de beoogde plaats van de toevoeging niet duidelijk is en waar er toevoegingen in de kantlijn staan, worden deze toevoegingen met regie-aanwijzing | |
[pagina 11]
| |
van de tekstbezorger vermeld tussen vierkante haken. Gegevens over de kleur inkt, ingeplakte papieren, kolommen e.d. zijn niet opgenomen. Wél is in voorkomende gevallen steeds vermeld dat er sprake is van een kranteknipsel. Veel aantekeningen hebben een soort titel, d.w.z. één of meer woorden - vaak de eerste woorden van een zin - die duidelijk los staan van de rest van de aantekening. Deze ‘titel’ staat dan boven de aantekening of in de kantlijn. In deze uitgave staan deze titels steeds boven de aantekening. Bij kranteknipsels zijn de in verschillende korpsen gezette titels sterk vereenvoudigd; de meestal gespatieerde eerste regel is gewoon gezet. Alle andere gespatieerde passages in kranteknipsels zijn kursief geworden. | |
4. De annotatieAchter ieder nummer zijn, indien dat nodig leek en mogelijk bleek, annotaties opgenomen. Emants geeft namen van personen in deze aantekeningen vaak weer door middel van initialen of de medeklinkers van de naam met spaties in plaats van de klinker. Dit heeft tot gevolg, dat in een groot aantal gevallen de informatie ontbreekt om te komen tot een verantwoorde identifikatie. Voor zover deze identifikatie wél gelukt is, treft men de persoonsnaam en enkele gegevens aan in de annotatie. In het algemeen is er naar gestreefd om van de personen het geboorte- en sterfjaar op te geven, alsmede summiere verdere gegevens, maar helaas was het lang niet altijd mogelijk deze informatie te achterhalen. Wat betreft de kranteknipsels is er in de regel van afgezien de daarin voorkomende personen enz. te annoteren. De daarin te investeren tijd en moeite zou in geen verhouding hebben gestaan tot het resultaat. Temeer omdat het Emants meer om ‘het geval’ gegaan zal zijn, dan om de personen. Wél is van een groot aantal kranteknipsels de herkomst en de datum van publikatie achterhaald. Hierdoor wordt het mogelijk de omringende aantekeningen in handschrift bij benadering te dateren. Bij een aantal aantekeningen heeft Emants zelf verwijzingen aangebracht, meestal in de vorm van de toevoeging ‘zie verder’ of ‘zie vroeger’. In de annotatie worden deze verwijzingen preciezer ingevuld. Ook waar Emants geen verwijzing aanbracht en daar toch aanleiding toe is, wordt in de annotatie verwezen. Verder levert het register nog de mogelijkheid om aantekeningen over dezelfde personen bij elkaar te brengen. Aparte vermelding verdient hier nog de kategorie annotaties die verwijst naar werk van Emants dat gerelateerd is aan de hier in druk verschijnende aantekeningen. De tekstbezorger heeft geprobeerd te waken voor de verleiding om al te snel tot een dergelijke relatie te besluiten. En overigens koestert hij niet de illusie alle relaties opgespoord te hebben. Naar de biografie van Emants door Pierre H. Dubois wordt in de annotatie verwezen als ‘Dubois’; naar de uitgave van de brieven aan Frits Smit Kleine wordt verwezen als ‘Brieven’. | |
[pagina 12]
| |
5. Register en bibliografie.In het register zijn alle namen (inklusief die uit kranteknipsels) opgenomen van personen, instellingen, gebouwen en periodieken die in de aantekeningen en in de daarbij behorende annotaties voorkomen. Onder ‘Emants’ zijn ook de titels van werken opgenomen. Voornamen zijn eveneens opgenomen in het register, maar als de bijpassende achternaam bekend is, wordt bij de voornaam alleen maar verwezen naar de komplete naam. Initialen e.d. zijn niet opgenomen. De cijfers verwijzen naar het nummer van de aantekening, niet naar het paginanummer. De opgave van de bronnen waaraan men zijn informatie ontleend heeft, is bij een uitgave als de onderhavige geen sinekure, niet in de laatste plaats omdat achteraf vaak moeilijk meer te rekonstrueren is hoe men tot een bepaalde oplossing is gekomen. Een - ongetwijfeld inkomplete - lijst van bronnen treft men aan in de bibliografie. | |
6. Dankbetuigingen.Mijn dank gaat uit naar mevrouw L.E.C.J. Emants te Velp voor de toestemming om het handschrift uit te geven, voor de inlichtingen die zij bereidwillig gaf en voor de niet aflatende belangstelling in de totstandkoming van de uitgave. Van de personen en instanties die de totstandkoming van deze uitgave krachtig hebben bevorderd, moeten verder genoemd worden: het Nederlands Letterkundig Museum (vooral dr. Harry G.M. Prick en Gerrit-Jan Slijkhuis), de Koninklijke Bibliotheek (vooral in de persoon van drs Louis Uding), het Gemeente-archief van Den Haag en Alfons Steenmans te Nijmegen. Pierre H. Dubois was degene die de wenselijkheid van uitgave van de schriften indertijd heeft geopperd. De oorspronkelijk als ko-produktie van hem en ondergetekende geplande uitgave verkeerde door omstandigheden in een uitgave waaraan hij meewerkte als adviseur-en meelezer, terwijl hij tevens, samen met zijn echtgenote Simone, informatie voor de annotatie bijdroeg. Mijn grootste dank gaat daarom uit naar hem die een zeer belangrijke auctor is van de tegenwoordige belangstelling voor Marcellus Emants en zijn werk.
Nijmegen, januari 1985
Nop Maas |
|