2
Het zal zelfs de meest oppervlakkige lezer duidelijk zijn dat Emants zich in zijn eerste roman nog niet geheel van het zwart-wit schema heeft losgemaakt. Enkele vrouwelijke personages (Clara en Elisabeth) zijn traditioneel lelieblank; de figuur van Heykoper is te voorbeeldig om geloofwaardig te kunnen zijn.
Maar daarnaast heeft Emants een aantal veel problematischer figuren neergezet. Daar is in de eerste plaats de bankier Scheffer, een steunpilaar van de maatschappij, en tegelijkertijd het toonbeeld van de huichelachtigheid waarvan deze maatschappij aan elkaar hangt. Hij is een hartstochtelijk verdediger van het huwelijk, want dat is de basis van elke moraal, de basis van de maatschappij, de basis van de godsdienst. ‘Breng het in minachting, en de godsvrucht sterft, de staat wankelt op zijn grondvesten, losbandigheid, diefstal en moord staan voor de deur.’ Zelf houdt hij er wél een vriendinnetje op na, een vroegere kamenier van zijn vrouw. Maar dat verhindert hem in het geheel niet met het plan te komen om een instelling op te richten ter ‘verbetering van het zedelijk gehalte onzer vrouwelijke dienstboden’!
Zijn ene neef, Frits (de figuur waarin Emants mogelijk het een en ander van zijn eigen jeugdgevoelens heeft gelegd), is een onevenwichtige, grillige natuur, die het aan het nodige doorzettingsvermogen ontbreekt. De andere neef, Gijsbrecht, verschilt eigenlijk alleen in zoverre van Scheffer dat hij openlijk verkondigt, wat de bankier in het geniep doet. Interessant is de volgende verbale schermutseling tussen hem en de edele Adolf Heykoper: ‘“Ik deel niemands streven, mijnheer Heykoper, aangezien ik geen andere begeerten heb dan om zo gemakkelijk en zo aangenaam mogelijk te leven. Van dwaasheden als eerzucht, godsdienstige of verliefde dweperijen is mijn cellen-organismus gelukkig vrij. Overigens beroem ik er mij niet op, wat een mens kant 't niet helpen dat hij is gelijk hij is.”’
De familie Scheffer verwonderde zich over deze uiting niet. Het was geenszins de eerste maal dat Gijsbrecht ze ten beste