Gheestelycke dichten(1622)–Willem van der Elst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XLVI. ghedicht. Tot den selven. Ga naar margenoot+IS 't sake dat ghy leent u gelt aen arme lieden, (Het welck in hunnen noot seer dickwijls kan geschieden) Met schattingh en gewin dat hen niet af en vraeght, Oft als een woeckeraer den naecten niet en plaeght. Ga naar margenoot+Of hebdy in u huys ontfanghen uwen broeder, En hem van als versien gelijck aen 't kindt de moeder Wt groote liefde doet; en eyscht van hem niet meer Als u dat heeft bekost, soo komt u danck en eer. Ga naar margenoot+'t Is toch te groote sond' sijn naesten bloot te plucken: Met vuyle woeckerij den armen te verdrucken: Want die dees smaetheyt doet, en overschot begeert, Het bloet van sijnen vrient uyt gierigheyt verteert. margenoot+ Exod. 22. margenoot+ Deut. 25. margenoot+ Ezech. 18. Vorige Volgende