Gheestelycke dichten(1622)–Willem van der Elst– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 75] [p. 75] XV. ghedicht. Tot Ghehovde mannen. SOo Christus onsen Heer met liefde groot gepresen,Ga naar margenoot+ Heeft sijne Kerck bemint, en alle deught bewesen Met woorden en met daet tot op den lesten dagh, En meer voor haer gedaen als mens doorgronden mach: Geleden met gedult veel plaghen ende wonden: Genomen op sijn hals de straff' van onse sonden:Ga naar margenoot+ Gewasschen onse siel in sijn vergoten bloet: En aen den grammen Godt betaelt de leste boet: De mans oock moeten soo met liefde soet van binnen, Hun' vrouwen min of meer als 't eyghen lichaem minnen. En die sijn' weerde vrou, sijn hulp, en sijn gerief, Wt goeden gront bemint, wien heeft hy anders liefGa naar margenoot+ Als eygen vlees en bloet? dat niemant kan gehaten: Maer voestert ende queect uyt liefde niet om vaten. Wat zijn toch vrou en man, gekerent wel by een In desen vasten knoop, als een persoon alleen?Ga naar margenoot+ Want daerom moet den man verlaten va'er en moeder, En blijven sijne vrou ghetrou als haer behoeder, Oock in den lesten noot. Al wat de vrou toch heeft, Het selve komt hem toe, en werdt te saem beleeft. Dus is't de meeste schand', en teghen alle rechten, Dat vrouwen ende mans gaen kijven ende vechten. Die sich snijdt in de neus, en wonden daer in prent,Ga naar margenoot+ Betooght voor alle man dat hy sijn lichaem schent. Als oock den man de vrou wilt stooten ende smijten, Haer' fouten, haer gebreck in 't openbaer verwijten, Wat doet hy dan veel min, als die sich selven bijt, En in sijn eygen vlees een' groote wonde snijt? Den man moet dan de vrou in seer veel saken spaeren: Haer' siel, haer' eer, haer lijf, als eygendom bewaeren:Ga naar margenoot+ En dincken dat sy is een vatken teer, en kranck, Dat niet mach zijn gheset te nauw in sijn bedwanck. margenoot+ Ephes. 5. margenoot+ Isa. 53. margenoot+ Ephes. 5. margenoot+ Gen. 2. Matth. 19. Marc. 10. margenoot+ Ghelijckenisse. margenoot+ 1. Pet. 3. Vorige Volgende