helft van deze stukken
vertonen vormkenmerken die bij de Antwerpse dichteres nooit voorkomen.
Voor de periode van c. 1530 tot c. 1600 onderzochten wij achtereenvolgens:
theorie en practijk bij M. De Castelein, de Refreinfeesten en enkele andere
verzamelingen. Kenschetsend voor de Refreinfeesten zijn stukken van 4 strophen
van 13, 15 en 17 regels en met een Prince die altijd even lang is als de overige
strophen. Bij de andere bundels stellen wij vast: weinig strophen van minder dan
13 regels, nog grotere voorkeur voor Refreinen van 4 strophen; het gebruik van
de kortere Prince is sterk afgenomen.
Na den ‘uitwendigen’ vorm bestudeerden wij de
verbindingsmiddelen tussen de strophen onderling: het aan het einde van iedere
strophe terugkerende ‘refrain’, door de Rederijkers
‘stok’ genoemd, en het voor elke strophe gelijke
rijmschema.
Het ‘refrain’ bestaat meestal uit één
vollen versregel, in enkele zeldzame gevallen uit een halven,
één en een halven of twee regels. Soms wisselen twee
‘refrains’ met elkander af.
Het Refrein wijkt van de Franse Ballade af in de behandeling van het rijm. In het
Refrein heeft iedere strophe hetzelfde rijmschema terwijl in de Franse Ballade
de rijmen bovendien nog identisch zijn.
Het gebruik van rijke rijmen, ‘dubbelstaarten’,
binnenrijmen, beginrijmen en kettingrijmen is in het Refrein minder veelvuldig
dan we zouden verwachten en is eerder een stilistische eigenaardigheid van
bijkomstig belang.
Het Refrein houdt er geen bijzondere verssoort op na. Het is het gewone, zeer
losse Rederijkersvers met een niet vast bepaald aantal silben.
De vier volgende hoofdstukken werden gewijd aan een bespreking van den inhoud.
In het kapittel ‘Refreinen int vroede’ gaven wij een
overzicht van de religieuze en didactische stukken van Laat-Middeleeuwse
inspiratie die het meer veruiterlijkte godsdienstige beleven weerspiegelen van
den nuchteren burgerman, met zijn uitgesproken voorkeur voor nutte lering.
Deze categorie omvat Refreinen ter ere van de Godheid, de H. Drievuldigheid, den
H. Geest, het Woord, het H. Sacrament, den H. Naam en van Laatmiddeleeuwse
devoties als de Vijf Wonden en het Kruishout; Lofrefreinen ter ere van de H.
Maagd en enkele andere Heiligen.
Literair bijzonder geslaagd zijn sommige Refreinen van de ‘Vier
Uitersten’, den dood meer in het bijzonder, die bij voorkeur wordt
gezien in zijn sombere en griezelige verschijning. Ook de oprechtheid van enkele
Refreinen van inkeer vermag ons nog te bekoren. De meeste zuiver didactische
stukken daarentegen hebben slechts weinig