Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 255]
| |
[pagina 256]
| |
2.
Ach lief! onttrekt doch niet, de laving van myn hert.
Myn' ziel verlangt, om, van uwe Ambrozyne kaaken,
De zuivre Necter van uw' roosemond te smaaken;
En tracht, en tracht, (versmacht) naar koelte, en mindering van smert.
3.
Ai gun myn' ziel deez' beê, waarom zy na u haakt:
Laat, van uw lieve mond, op myn verdroogde lippen,
Den zoeten honing dauw van 't Coralyn ontslippen;
En heel, en heel altoos de wond, die gy zelfs hebt gemaakt.
|
|