Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 206]
| |
(Dat lief hemels zonne-schyntje,)
(Dat lief hemels zonne-schyntje,)
Zo verbergt voor myn gezicht?
Zo verbergt voor myn gezicht?
Hebben, door haar lonkend'vlyen,
Hebben, door haar lonkend'vlyen,
U myne oogen iets misdaan,
U myne oogen iets misdaan,
| |
[pagina 207]
| |
Met op uwen glans te wyen?
Met op uwen glans te wyen?
Ach! wat onheil gaat my aan!
Ach! wat onheil gaat my aan!
2.
Wel, schoon gy uw vrind'lyk weezen
Staag van my gezicht afwend,
Uwe lonkjes, lang voor deezen,
Staan my vast in 't hert geprent:
Daar uw Schoonheid, klaar naar 't leeven,
Steeds door my bespiegelt werd:
Zo blyft gy, (die my begeeven
Wilt) vereeuwigt in myn hert.
|
|