Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 139]
| |
't Verjaaren van myn vrind; kom Zange-res!
'k Heb nu een lugte bui;
Mossieur A-pol met uw ge muizebrui,
Sta by en helpt me nu verjaaren,
't Mag 'er nu op staan,
Laat keel en snaaren gaan.
2.[regelnummer]
God Bachus volg deez' rei,
En zoete melody;
Verleen aan fluit, viool, en bas en stem,
Op dit Verjaaren eens de kracht en klem:
't Verjaaren, als men weet,
Is zonder uwe traanen niet een beet:
Wat geest doet ons met vreugd gedenken,
Dat we jaarig zyn,
Als d' eed'le klaare wyn?
| |
[pagina 140]
| |
3.[regelnummer]
Sa lustig Vrinden! kom
Drinkt nu het glaasje eens om;
Dat is u voor, doch zo 't een weinig stuit,
Verhaalt u eens; gelyk en zuiver uit:
Dat 's helder met een veeg,
Op zyn lang leeven en gezondheid leeg.
Nu eens gedampt, Vulkaan ter eere;
Dat 's by 't druivensap
Den zwier en eigenschap.
4.[regelnummer]
Dus off'ren wy uw Feest,
Verheugd en bly van geest,
En vieren, op het vreugdig dankaltaar,
Uw Jaargety van twee-en-twintig jaar.
Hebt nimmermeer gebrek,
En leef zo lang als Hanneke de gek:
En is 'er u nog iets te wenschen?
'k Wensch uw jeugdig lyf
Een ryk en deugdig Wyf.
5.[regelnummer]
Maar, ô de drommel haal!
't Is ligt de laatste maal:
De tyd loopt zynen snellen gang, misschien
Dat wy u nimmer hier weêr jaarig zien.
Vaar wel myn groote maat:
Maar hoor voor 't laatst een woordje eer dat je gaat:
Wy zullen u altyd gedenken,
Doet tot Overzee Aan ons het zelfde meê.
|
|