Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
Doch wat voor jegoêluidjes, en brandje toch niet.
Lauw Is flaauw, Quincampo Leid op stroo,By myn zool,
En de Beunhaas verkooptje maar kool.
Premie trekken Van gekken en loeren maakt'er menig de zinnen ontstelt;,
| |
[pagina 117]
| |
't Zyn maar bellen van zeep; nu je weet 'et zelfs best, koopt geen Poortegaalsbriefjes voor geld.
2.
Hoort hoe schreeuwen de Smousjes, de Zuid en de W[e]st!
Ja Sinjeur Directeur doet al mede zyn best,
Om dit vuur en dien brand, by courant, op haar trant,
Aan te kweeken, t' ontsteeken door 't land:
Ziet hoe vliegen de muggen en uilen 's avonds laat, in de Kalverstraat;
Die haar deeze reële negotie meest schaamen, en naaijen als dieven haar naad.
3.
Rotterdam, welgelegen, dat speelt, aan de Maas,
Met haar Actiekraam boven gants Holland den baas.
Dord, verdord. en in Delft daar verliest hy, die delft
Met zyn Actiegraaf, meet dan de helft.
Schiedam maakt 'er vast menigen quidam. En te
Vlissingen leid 'er een schuit:
Of te Vlissingen leid 'er een Jagt bereid om je te
voeren na Sinte Ryn uit.
4.
Neel zei: d' Acties die smaaken in Middelburg wel,
(Als wel eer in Buiksloot deed het Lotery spel)
Maar men kruipt'er (och laasje!) zo kaal als een muis
Met een hangend hoofd, druipend na huis.
Muiden, Naarden, Zwol, Kampen, die kreupels
komen mede met krukken te slaan;
Maar de macht die ontbreekt 'er, zo dat 'er met
d' Actiekraam niks by 'er op is gedaan.
5.
Ziet hoe wroeten nu d' Uiterse mollen in d'aard,
Dol en blind, om te maaken haar Compagnie-vaard.
| |
[pagina 118]
| |
Gouda gaapt ook by na (op de poen als verhit)
Kakement en de smoel uit het lit.
Hoort de Varkens tot Wesip eens gnorren! wyl den
Hoorensen wortelboer, zoet,
Op zyn Wapenbazuin, als een bulleman, heb je
daar niet wat te bruijen, toet, toet.
6.
Sa, wie koopt 'er wat roo korste kaas, in Edam
(Die voor menig wat scharp om te kaauwen voor kwam)
Tast maar toe toch, een beekertje lekkere Wyn
Zal als balsem verzagten die pyn.
Voegt je dan by die mannen met ruggen, die je zakjes met zilvere poen.
Konnen torssen in Munnikkendam, en je scheeren de kruin, als Munnikken doen.
7.
Purmerent is ten end, en tot Alkmaar is 't naar.
Maar t' Enkhuizen daar haalen de Buizen goê waar:
Voor je geld zie je daar hoe je schat (lang bewaard)
Als ten Haring van Duinkerken vaart.
Die te Medenblik lustig wil draaven op haar Actiehengst, pimpel en paars,
Draaijen d' oogen in 't hoofd, en men ryd'er ook ligtelyk een blikgat of rottige naars.
8.
Sa wie smult'er wat groote Ramskoolbroeker Kool;
Maar ze stink je de keel uit, gelyk een riool.
Hasselt, Embden. Delfshaven, en Woerden, dat soort
Gaan als braspennings eijeren voort.
'sGravenhagen is Zomers vermaakelyk, maar die diep in haar Actiekraam tast,
Gaan, als Kikkers by d'Ojevaar opgeslokt, of als de Hond op de Knuppel te gast.
| |
[pagina 119]
| |
9.
Je wat komen ons d'Acties in Vlaardingen schoon
Als in Mazelandsluis, voor onze oogen ten toon!
Maar die breijers van netten, die hebben een net,
Daar ze gekken in vangen, gezet.
Om de West is het nest al bescheeten, om de Zuid millioenen verbruid.
Quincampo en Bombario schreeuwen: en brandje niet! roepen: dat deuntjen is uit.
|
|