Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
paar.
Men hoort de katjes krollen, Mi fa sollen,
Dat ze rollen, In de maart.
2. Dit krioel Is toch, zei doove Saare, Haar die paaren
En vergaaren, Eenigst doel: Waarom toch
Trok Paris, zouje meenen, Om Heléne
Zo ver heenen, Heel na Gog?
't Was alleen Om haar, met rust, in Trooijen
Te flikflooijen, En te ontdooijen, Zo ik meen.
3. Veel geluk Dan waarde Trouwverbonden;
'k Wensch je monden, En Bedsponden, Zonder druk.
Jaar op jaar, Van zeegen overvloeijen
Als je knoeijen Gaat en stoeijen, Bakt malkaar
Haast de kool; Volg 's waerelds malle bui na,
Zing zui zuia, Speel hui huia, By myn zool.
4. Sa, wel aan, Daar op uu eens gesproken
Van te rooken En te smooken De eed'le blaân:
Stopt eens maat. Sa lustig! noble Baazen,
Val aan 't blaazen, Ligt de glazen, Naait je naad,
Hei, zie daar, De glaasjes staan geschonken,
Eens geklonken, En gedronken, Op dit Paar.
5. Ha, Monsieur! 't Zal Bruids gezondheid wezen;
De uitgeleezen Nooit volpreezen Vocht wil deur.
Laat ons bly, Vulkaan en Baghus vieren,
Drinken, zwieren, Tierelieren, 't Saat ons vry:
Wil terstond Uw glaasjes dan ter deegen,
't Zaamen leegen, En uitveegen Tot den grond.
| |
[pagina 64]
| |
6. Schenker, kom, Sa lustig! uit der muiten,
Reptje kuiten! Vult de fluiten. Bruidegom,
Ziet, dit glas Zal uw gezondheid gelden;
Sa! als Helden, 't Beurt ons zelden; Dat is pas,
Met een veeg Is 't Wyntje weêr verstooven,
En geklooven; 't Onderst' boven; 't Glas is leeg.
|
|