Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 282] [p. 282] Op Godts zegen rijcke Vreede, verkregen tusschen Engelandt en Hollandt. HOe heerlik komt dus weer die middag-Son op bralle, Europa singt van vreugt, de Leeuw van blijdschap lacht, Wijl dat de vreêvâân swayd van Brit en Neerlants walle. Het helsche Monster, die de pest des oorlogs bracht, Is knarsende van spijt, in d'afgront vast geslooten, Dus bloeit de vrientschap weer van eens-geloofs genotē. Nu kan den Batavier en Brit weer aassem halen, Wijl 't donderent metaal, het swaart, en enterbijl, De kogels, bus, en kruyt, 't geen Mars doet zeegepralen, Vervloekt is met Beloôn, en Mavors bloed'ge stijl, Op 't woedent moort-tonneel der schrikb're offerdisse, Staat nu de vreê bannier die 't oorlogsvuur quam slisse. Laat nu de Teems en Maas, en 't Y hun wimpels swiere, De koopp're draaken spouwen nu geen moordt banket, [pagina 283] [p. 283] Maar daav'ren bly geschal, m'onsteek de vreugdeviere: Een Goddelijke Vreê werdt noyt door quaat belet. Kom Broeders gy in ons, wy in uw Havens lande, Waar dat de liefde plaatst, is 't veylig voor het strande. B. Boekholt. Vorige Volgende