Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Lijk-gezang, op 't overlijden van Jacob Selyns. HEt dood'lijk staal, gespitst om menschen te vernielē, Hiel van geen woeden op, het gink ook Mars te keer; En naakt sijn bende, daar Selijns dus quam t' ontzielen, Dog niet voor sijnen proy, want hy gaat na den Heer. Sijn Vader die nog leeft, blonk uyt in dapperheeden, Doen 't Spaansche Oorlogs volk Oranje daagd' in 't velt; De Burgers onderwees, te trekken in geleede, Entoonde 's jaars haar eens, hoe men slag-ordens stelt. Maar nu ach lacy! leyt een van sijn kroost verslagen! [pagina 275] [p. 275] Dien Brave is de Vaân t'ontijdig weg-gerukt; De Zon-God werdt bewolkt, en 't schijnt niet meer te dagen: Nu wordt mijn Zang-godin ontroostelijk verdrukt. De Vaân hangt by de steng, ô rouw in Amstels wallen! Geen kermis-Pronk-cieraat omheynt ons Burgery. Treur nu mijn Rot-gesels, 't is nu geen tijt van brallen, Den Hemel neemt Selijns, ons dient maar droef geschrey. Vorige Volgende