Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Minne-zang. Toon: Courant, La Reyne. ZAl dan mijn Minnares! My nimmer uytkomst geven? Soo valt mijn dit leven Zeecker al te zuur! Helaas! dit minnen staet my veel te duur! Zal dan noch mijn stantvastig hert? Dat zoo vaek aen haer op-geoffert wert, Van haer verdruckt zijn, En staeg verruckt zijn, Door de droeve smert. 2: Helaas! hoe kan mijn ziel! Dees duldeloose plagen Noch so lang verdragen? Ha! groote Goon! Krijgt dan een trouwe Minnaer sulck een loon? [pagina 233] [p. 233] Zijn dit de vruchten van de min? En heeft het minnen dan noch soetheyt in? Soo moet ick zot zijn, Of al te bot zijn, Dat ick het begin. 3. Maer laas! al wat ick doe! Nochtans kan ik het minnen Nimmermeer verwinnen, Al wat ick tracht, Haer schoonheyt heeft op mijn te grooten macht! Schoon dat zy haer af-keerig toont, En dat de strafheyt hare ziel bewoont, Soo is 't mijn goetheyt: Maer geen verwoetheyt Die haer steeds verschoont. 4. 't Zijn haer bevalligheên, En lonckjes van haer oogen, Die so veel vermogen Kregen, op mijn ziel, Dat ick voor haer volmaecktheyt neder kniel, Ick min haer, schoon dat zy mijn haet, [pagina 234] [p. 234] Ick volg haer na, schoon dat zy mijn verlaet, Ick hoop haer sinnen Hier door te winnen, En haer stuurs gelaet. 5. Ick acht mijn leven niet, Soo ick haer gunst moet derven, Liever wil ik sterven, Als dat ick zouw Mijn tijdt verslijten in soo grooten rouw, Helaas! 't is een ellendig hert! Dat met geen weder-min begonstigt wert, Want trouw te minnen: En niets te winnen, Is een groote smert. P.E. Vorige Volgende