Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen
(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij
[pagina 160]
| |
Waar door ik in mijn boesem blaak,
Waar door ik weer tot lessing raak;
Staak dan 't vier Di- a- nier,
Of gunt my 't Me-di- cijn,
Dat mijn schier 't hart doet verteeren,
't Geen de pijn weer af kan weeren.
| |
[pagina 161]
| |
2: Gunt mijn de bloosjes, Die als schoone roosjes
Op u Robyne lipjes staen,
En stuert u lichjes, Trots Cupidoos schichjes,
Dan vry op mijnen boesem aen;
Wijl ick 't soet-Geurich goet, Dat sich voet
Op u lipjes,
Stercker acht Als de kracht En de macht
Van uw' oog knipjes.
F.v.O.
|
|