Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op een Hovaerdige Kakelaer. HAns voert by yder een altijt het grootste woort, De mont gaet hem gelijk een Telders achterpoort, De lepels steekt hy op gelijk twee Mydas ooren, Die niet en zyn gewent als spot en schimp te hooren: De knevels staen hem beyd' soo vinnich aen de mont Als oyt de quispel van een geyle Satyr stont; Hy snorrikt als een Swyn, en swiert met Spaense treden: Verset hy maer een voet stracks drillen al sijn leden. Vorige Volgende