| |
Ordonnantie voor alle Rijmers en Poëten.
Extract van een Brief geschreven uyt Parnas, noopende
eenige nieuwe Ordonnantien in den Raat van Apoll, ende de Zang-Godinnen,
geordonneert en besloten, doen ter tijdt expres by een
vergadert.
VOor weynig dagen is alhier op den Bergh van Parnas eenigh verschii onder Apoll
en de Zang Godinnen ontstaan: Apoll niet konnende verdragen, dat het Negental, de Meester speelde, ende meer gonste en | |
| |
genegentheydt de Juffrouwen toedroeg die eenige Poëzyen ofte andere werken in
't licht gegeven hebben, dan wijt-beroemde Dichters en Poëten, van een yegelijk
gepresen, en als van de gantsche wereldt geamplecteert ende omhelst, maar
gelijck deze Godinnen van het Vrouwelijcke geslacht zijn, en derhalven hare sexe
favorabel, hebben zoo wel haar zaken weten te verdedigen, dat Apoll (die tot
noch toe een Souverain gebiedt over haar gebruyckt hadde) evenwel genootzaakt is
geweest zigh op slechte voorwaarde met haar te verdragen, ende heeft dit
naarvolgende Accoordt met haar beslooten, te weten, dat Apoll als President op
't Parnas zal voor-zitten, twee stemmen in den Raadt hebben, en dienthalven
d'eer van al 't gunt op den Zang-heuvel beslooten werdt, te Publiceren ende uyt
te roepen: daar en tegens zal yeder Zang-Godin haare stem hebben, en Apoll zal
niets vermogen te besluyten, ten zy deze ne- | |
| |
gen Susters haar
gevoelen daar af geopenbaart, ende t'eenemaal daar in bewillight hebben: dit dan
aldus beslooten zijnde, is den Raadt andermaal vergadert geweest, en heeft deze
naarvolgende Articulen geordonneert, en gestatueert, ordonneert, statueert, en
gebiedt wel expresselijck een yegelijck van wat qualiteyt, staat, ofte conditie
hy zoude mogen zijn: deze regulen naar te komen, ende wel in acht te nemen, op
poene van in onze ongenade te vallen, en grootelijcks gestraft te werden.
| |
Ordonnantie voor Poëten.
Eerstelijck,
ALle de gene die onder getal van Rijmers en Poëten ofte andere soodanige
Autheurs aangenomen werden, sullen gehouden zijn yetwes ter eere van 't
Parnas, en d'Amsterdamze Schouburg op 't papier te zetten.
2. Alle de Poëten zullen gehouden zijn, dickwils in 't | |
| |
swart
gekleet te gaan, om des te beter de graviteyt ende stadigheyt van haar
Professie uyt te beelden, en de outste van haar Confraters zullen geen
kanten aan beffen nog kleederen vermogen te dragen.
3. De Vrouwen die onder 't getal van fraeye Geesten gereeckent werden, en
haar met de Rijm-konst bemoeyen, sullen groote eer en respect toe gedragen
werden, en niemandt zal vermoogen te zeggen, dat dewijl zy Vrouwen zijn,
hare schriften daarom niet krachts genoech souden hebben, ofte al te laf
zijn: ter contrarie, men zal hare wercken vol geest en soetigheydt achten,
en voor Prijs-weerdigh houden, schoon zy het onwaardigh waren.
4. Men verbiedt wel expresselijck alle Dichters geen Vrouwen te nemen die van
de zelfde konst zijn, nochte Rijm-kundige Vrouwen, sullen geen Rijm-kundige
Mannen vermooghen te Trouwen, niet alleen om | |
| |
alle oneenigheden
weder-zijdts voor te komen: maar voornamentlijck om dat soodanige Vrouwen
geen behoorlicke zorge voor haar huys-houdinge konnen dragen, also de Poëzy
een gants mensch is vereyschende.
5. Desgelijks wert een yegelijk op poene van onse ongenade verboden geen
kreup'le Vaerzen te maken, nochte zig te dienen van eenige woorden die in de
Rijmkonst, ofte onse moederlijke taal niet gebruykelik mochte zijn. Voorts
alsoo der Rijmers gevonden werden soo laatdunkende en onbeschaamt, die zig
zelfs inbeelden, geen regulen meer onderworpen te zijn, en derhalven (als
met authoriteyt en volmacht) van Latijnse, Franse, en andre uytheemse
woorden gewoon zijn Duytsche woorden te maken: Soo ist, dat wy voorgenomen
hebben sodanige onordentelickheden in 't toekomende rigoreuselijck te
straffen, en by soo verre yemant naar de Publicatie deser gevonden werdt,
die dese misslagen sal begaan hebben, | |
| |
sal in de tijt van vijf
achter een volgende jaren niets vermogen te laten drukken ofte in 't licht
geven: op Poene van aan eer en reputatie gestraft, en uyt het getal van
Apollos Voester-kinderen uytgewist te werden.
6. Alle die gene die yets nieuws konnen inventeren of uytvinden, sullen by
een ygelijk in groote estime zijn: te weten, als sulcks voor desen noyt
gesien is.
7. Alle die gene die Apoll, ofte de Muze veracht, ofte tegens haar geschreven
sullen hebben, sullen noyt pardon verkrijgen; maar verklaart werden, Crimenlaesae Majestatis, begaan te hebben; haar titul en
waardigheyt verliezen, en van haar Confraters onwaardig geacht werden, de
naam van Poëten te dragen.
8. De Poëten sullen voor geleerde en vermaarde lieden aangezien werden,
gezien de groote meenichte van gequalificeerde Persoonen, die de Poëzy
exerceren, beminnen en hanthaven.
| |
| |
9. Een ygelijck wert gewaarschouwt zig te wachten, yetwes tegens de
Juffrouwen te schrijven, Pasquillen op haar te maken, ofte yets diergelijcks
tegen haar eere uyt te wercken: alsoo dat zelve by de Zang-Godinnen
generaliter seer qualijck opgenomen werdt: derhalven seer wreede straffe
daar over by haar gestatueert.
10. Men zal zoo haast een Poët, ofte ander considerabel Autheur komt te
overlijden, geduurende den tijt van veertien dagen moeten rouw dragen, en
des zelfs doodt met lamentable Epitaphien ofte Graf-schriften beklagen, en
een yegelijk sal deze Costume in 't toekomende seer nauw dienen te
observeren.
11. Alle Gouverneurs, Capiteynen, Luytenanten en Soldaten, ofte alle die
geene die Rapier ofte ander geweer op zijde dragen, ende nochtans voor
Poëten onder onze Broederschap aangenoomen zijn, zullen meer als onse andere
Broeders ge-estimeert werden, aangezien | |
| |
zy machtiger zijn,
diffenderende zoo wel met de Pen, als Degen de eer van haar Confraters en
andere fraye Geesten.
12. De Autheurs die voor desen eenige Tonneel-spelen gemaakt hebben, en
tegenwoordigh niet meer schrijven, sullen evenwel haar oude Privilegien en
voorrechten behouden, en vry op 't Schouburg komen, sonder te betalen.
13. De Dichters die eenige Tonneel-spelen gerijmt hebben, en als noch met
andere befigh zijn: sullen vry, sonder het ingaan te betalen, eenige van
haar vrienden op 't Schouburg mogen leyden; voornamentlijck soo'er yets van
haar maaksel vertoont werdt, als wanneer sy groote liberteyt sullen
gebruycken.
14. Alle de geene die eenige Historien beschreven ofte de selve in onse Taal
over-geset hebben, sullen mede vry op 't Schouburg komen, aangesien
soodanige | |
| |
verstanden, de geesten der Dichters zijn opwekkende,
en dikwils bequame stof geven om voor het Tonneel te arbeyden:
15. Die gene die groote lust hebben tot Wetenschappen, en vermaak scheppen in
Gedichten te leesen, ofte hooren leesen, sullen mede (schoon zy zelf niet in
't licht gegeven hebben) een plaats op 't Parnas bekleden, en achter de rang
der Poéten gestelt werden.
16. De Heeren Regierders van 't Schouburg, Rechters, Oordelaars, en geduurige
toehoorders van de Tonneel-spelen, sullen grootelijks bedankt werden voor
hare gouste, en affectie de Poëten toegedragen, haar E. namen sullen naar
haar doodt in den Tempel der gedachtenisse bewaart werden, en sullen op 't
Parnas de voortste plaats bekleden.
17. Niemandt sal vermogen eenige Poëzyen in 't licht te geven, ten zy de
Directeurs ofte Hoofden van 't | |
| |
Schouburg de Copye oversien,
geapprobeert en Privilegie daer op verleent hebben: werden derhalven alle
Drukkers on Boekverkoopers geadverteert en gewaerschouwt geene soodanighe
Gedichten te drukken noch te verkoopen, ten zy Privilegie van dito Hoofden
aen den Autheur vergunt is: op Poene van confiscatie der sodanighe Boecken,
en de verbeurte van vijf hondert Caroli guldens, applicabel, een derde aen
den aenbrenger, een derde tot onderhout der arme en gebreckelijcke Poëten,
en het resterende derde deel aen den Armen.
18. De Lied-boekjes, en andere Amoreuse deuntjes, sullen hedendaegs meer
geestimeert, en beter verkocht werden, dan groote en serieuse boeken.
19. De gedichten van Kats, J.H. Krul, en van verscheyde anderen van den Ouden
tijdt, sullen meer van Vrouwen, en Jonge Dochters, als van Rijm-kundige | |
| |
Mannen gepresen werden, zijnde de Poëzy tegenwoordig tot meerder
perfectie gekomen:
20. Alle Gedichjes, Knip-vaersjes, Punt dichjes, en andere vrolijke
Snakerytjes, sullen seer geestigh geacht werden, als maerde selvige van
Jonge Dochters gepresen en aengenomen zijn.
21. Niemant sal onder 't getal van Parnassus-Broeders aengenomen werden, ten
zy dat alreede tien duysent, ofte meer gerijmde Regels in 't vyer geworpen,
ende vier riemen beschreven Papiers verbrandt heeft, zijnde de
Vrouws-persoonen echter aen dese Ordonnantie niet verbonden.
22. Yder Poëet sal gehouden zijn, de geboorten-dagen van Vondel, Huygens,
Vos, en andere considerabele Autheurs feestelijk te vieren, en soo lang sy
in 't leven zijn juyst op dien dag te komen begroeten; werdende de gantse
Rey van Parnas daer door ge-eert.
| |
| |
23. Alle die geene die yetwes ter eeren van ymant gemaekt sal hebben, die 't
selve niet is meriterende, sal den Autheur gehouden zijn 't selve Publijk te
weder-roepen, op dat door sodanige schande, aen d'eene sijde, geene sodanige
Lof-dichten gegeven, nochte aen d'ander sijde geen ontfangen mogen
werden.
24. De Comedianten sullen voor Personen van meriten aengesien werden,
mitsgaders alle die geene die aen't Schouburg zijn dependerende.
25. Alsoo de armoede, en geltzucht veel Poëten doet tegen de waerheyt
spreecken, Pasquillen om gelt maecken, en eerlijcke lieden lasteren: Soo
ist. Dat wy wel expresselijk geinterdiceert, en verboden hebben,
interdiceren en verbieden mits desen alle Rijmers, ofte andere Schrijvers
van dien aert, in 't toekomende soo godloos niet te liegen, als voor desen
en tot noch toe dagelijks in swangh gaet, en om dese quade gewoonte | |
| |
voor te komen, en gantselijk te niet te doen: Soo doen wy een
yder kondt, dat niemant voortaen onder onse Broederschap sal aengenomen
werden, als de sodanige, die voor eerlijcke lieden gehouden werden, en met
quade practijke sich niet en behelpen, ten eynde sodanige misslagen
streckende tot groote disreputatie, en schande van alle Poëten, te niet
mochte werden gedaen: en by zoo verre yemant gevonden wert, die zich door
geltzucht heeft laten bewegen, om eerlijke Persoonen door Pasquillen, ofte
andere Infame Gedichten aen eer en reputatie te krencken, sal voor eeuwig
van 't Parnas en Schouburg gebannen werden, en niets van sijn werck mogen
laten drucken, of in 't licht geven.
26. Niemant van de Poëten zal vermogen yetwes tegen sijne broeders te
schrijven, ten zy generael consent daer toe verkregen heeft.
27. De Poëten tot haer jaren gekomen zijnde, en | |
| |
niets hebbende
waer van te leven, sullen in een bequame plaets gehuysvest werden, van Kost
en Dranck, Toebak en andere nootwendigheden werden versien, en sal dit Huys
genaemt werden het Paleys der Vernuftigen en boven den in gank van de deur
sullen dese Vaersen staen:
Dus zegent God de Stadt, en welvaert van den Staet,
Wanneer men geen Poëet ziet-bedelen op straet.
Boven de Deur van de Eet-zael dese Vaerzen.
Gaet in, ghy Schrandre Poëten:
Die honger heeft, die kan wat eten,
Drinkt lustig toe, en spaert geen spijs:
Want hier en geeft men geen accijs.
28. Niemant sal vermogen een Poëet ofte vermaert Rijmer over schult te
arresteeren, veel min te doen gyzelen of vast zetten, 't zy ook waer uyt de
schult soude mogen spruyten: maer den Crediteur sal gehouden | |
| |
zijn de Directeurs ofte Opsienders van hare Poëten-gilt albevorens daer
over aen te spreken, en te verwittigen; dewelcke als dan sullen besorgen,
dat sodanige Penningen werden getelt, als dito Poëet mochte schuldigh zijn;
ten eynde geen Dichter de schant soude hebben, dat yemant van sijn
Confraters over schult soude vast sitten. Doch alsoo'er Personen souden
konnen werden gevonden, die sich te veel op dit recht verlatende, en
derhalven onse weldaden misbruyckende, over al mochte schult maken, sullen
de Opsienders genootsaeckt zijn neerstigh te ondersoecken, waer uyt de
schult is spruytende: en by soo verre bevonden werdt 't selve sonder hoogh
dringende noot geschiet te zijn, sal sodanigen Dichter naer Exigentie van
saken, ten Rigoreusten werden gestraft.
29. De Poëten sullen hooger als andere Geleerden geacht werden, alsoo'er meer
verstant, memory, en | |
| |
oeffening werdt vereyst om een Rijmer te
zijn, als een History-Schryver, Translateur, ofte Oversetter.
30. Soo haest de Poëten, ofte andere diergelijcke Autheurs yetwes hebben
laten drukken, en de Exemplaren albereyts werden verkocht, sullen sy de ses
eerste dagen van de verkopinge festeren en sich verlusten, en tot dese
onkosten sullen hare Drukkers en Boekverkopers eenigsints gehouden zijn te
contribueren.
31. Men sal van nu af aen, een Plaets in yder Stadt verkiesen, in de welke
een bequame Bibliotheecq, ofte Boecken-kas sal werden gestelt, meest
bestaende in Poëzyen, en soo haest yets nieuws werdt gedruckt en
uyt-gegeven, sal den Opsiender van dito Bibliotheecq 't selve daer in
voegen, om te met een aensienlijk getal Boecken te vergaderen, en de
lees-gierige geesten daer door te scherpen en op te wecken.
32: De Rijmers sullen gehouden zijn, dickwils te | |
| |
bestemder uur en
plaetse by den anderen te komen, aldaer van de Rijm konst te spreecken, en
't gunt onder haer gemaekt weder zijds te communiceren. De af-wesende sullen
naer discretie, en pro rato haer boeten betalen.
Dit dan aldus met een gemeene toe stemminge beslooten zijnde, is de Goddinne
de Faam uyt last van hare Meesters bevolen, haer binnen de tijdt van drie
dagen alhier te laten vinden, om dese voorsz. Articulen uyt de handt van
Apoll te ontvangen, en de selvige in alle de Steden van Hollandt, en de
Geunieerde Provintien te publiceren en uyt te roepen, ten eynde niemant hier
van Ignorantie en kome te pretenderen.
Gegeven uyt Parnas.
Accordeert met de Principalen ende was geteekent
APOLLO.
Onder stont N.N.
| |
| |
Siet hier al 't geene op 't Parnas deser dagen aenmerckens waerdigh is
gepasseert: Soo haest wederom iets nieuws sal voor-vallen, sal in geen
gebreeke blijven UE. daer van op het spoedigste deelachtigh te maken:
vermits ik oordeele de vernuftige geesten daer ten hoogsten aen gelegen te
zijn.
Vaerwel.
|
|