Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen
(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
Met Gallioop' en Febus Zoon!
't Zijn fab'len van haar konst te spreken:
Hier werdt haar na de kroon gesteken:
Want Vroesen treft een zoeter toon.
O Goon! hoe kittelt hy ons ooren?
Wanneer hy laat zijn snaren hooren,
Doorwrochten met Trompet geluyt!
Hier gaat de konst 't verstant te boven,
Hy kan de zoete Luyt verdoven,
De Cyther, Harp, en schelle Fluyt.
Hier werdt der Ouden eer verduystert,
Dewijl een yeder naar hem luystert,
Wiens hart en zielen hy bekoort:
Op zoo een Speelman moet men roemen:
Want Orphêi zou zig zelfs verdoemen,
Indien hy Vroesen had gehoort.
P.E.
|
|