Zinne-beelden der liefde
(1703)–Willem den Elger– Auteursrechtvrij
[pagina 97]
| |
Hoe vuil het hart ook is gy weet het schoon te maaken,
O min, hoe bot het is gy weet het scherp, gy weet
Het af te neemen wat voorheenen walgen deed,
En tot den hoogste top van glans te doen geraaken.
Wanneer 't de Rede giet en gy het slypt, bemint
Men in zoo schoon een hart ligt alles wat men vint.
| |
[pagina 99]
| |
De liefde reinigt.
Myn voorneemen is niet in dit zinnebeeld te ken-
l'Amant le plus injuste & le moins excusable,
Lors qu'il devient heureux, cesse d'estre coupable,
Et du feu le plus noir parut il animé,
Il n'est plus criminel si tost qu'il est aimé.
Een minnaar, hoe hy ook in gruweldaan mag steeken,
Ziet straks met de opkomst van zyn luk zyn schand geweeken,
En welk een vuile vlam ook zyne ziel verslint,
Hy is geloutert zoo hy enkel word bemint.
Maar veel eer het geene Milius zyn Tirsis in het veertiende Gelukkig, Fillis! zyn zy, die in 't Minnen leeven:
Dat Vuur schoon 't eerst verteert, kan namaals aanwas geeven:
Het loutert zoo de ziel van alle Onreinigheid,
Dat Eerbaarheid, dat Deugd, werd tot den toetz bereid,
En aangenomen van die minnelyke zeden,
Die Liefde en Weêrliefde in onwrik'b're banden zmeden.
Als mede dat zy alle die uiterlyke ruwheid en ongeschiktheid | |
[pagina 100]
| |
,,heid, Vadzigheid, Vuilheid, Ongeschiktheid en Zorgeloos- De schoonheid had de min,
Met bloempjes vast geboeit, niet lang geleden,
Gekregen van de zang-godinnen, in
Haar' magt, op datze zou haare zorg daar aan besteden.
De droeve Venus zoekt haar zoon nu over al,
En tragt zyn' vryheid zelfs te koopen
Maar schoon men al zyn' banden kwam te ontknoopen,
't Is zeker dat hy blyven zal:
Die zoete slaaverny kan hem te veel behaagen,
Hy is ze nu te veel gewent,
De Vryheid is hem onbekent,
Zoo lang hy mag die lieve boeyen draagen.
|
|