Geen letterheren
(1987)–Jan G. Elburg– Auteursrechtelijk beschermdUit de voorgeschiedenis van de vijftigers
Klein t(er)reurspelEen andere literaire activiteit waarvan de produkten pas na de oorlog aan het licht kwamen, was een briefwisseling in dichtvorm die Schuur en Elburg onderhielden door bemiddeling van hun vrouwen Lotte en Pauki tussen Herengracht en het adres van tweepersoonsgezin Schuur aan een van de Amsterdamse burgwallen, ik meen in het huis van de toenmalige schrijver, | |
[pagina 37]
| |
later reclameman Ton van Pelt. Deze koeriersdienst van de beide vriendinnen viel in het midden van de hongerwinter, een tijd waarop het voor jonge mannen weinig raadzaam was zich op straat te vertonen, gezien het gevaar bij een of andere razzia te worden opgepakt en gedeporteerd voor slavenarbeid.Ga naar voetnoot* Elburg meldde zijn vriend dat hij zijn baard had afgeschoren, in de trant van: uit (tátatá) geboren,/bevloog mij an'dre pijn:/ik heb mijn baard geschoren/en moet een melkmuil zijn. Wat hij er - verstandig - niet bijschreef, was dat hij zijn sikje had verwijderd om aan een ‘klus’ te kunnen deelnemen in samenwerking met enkele andere knokploegleden. Later groeide uit deze mededeling toch nog het bij verschijnen als tragikomisch gekenschetste berijmde verhaal Klein t(er)reurspel dat hem in 1948 de (eerste) Jan Campertprijs opleverde. Maar vooral het tijdens de oorlogsjaren omhelsde neo- | |
[pagina 38]
| |
symbolisme zou nog geruime tijd kenmerkend blijven voor de poëzie van zowel Schuur als Elburg, eigenlijk tot aan het einde van de Woord-periode toe. |
|