Liederen voor den landman. Deel 1
(1794)–Jan van Eijk– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
Wijze: Psalm VI. of: ô Opperweezig Heere.
| |
[pagina 64]
| |
o Heer! - Hoe menig een,
Die na ons 't licht zag rijzen,
Kan U niet meer hier prijzen,
Reeds voor ons afgesneên!
simor.
Komt! laaten we overweegen,
Wat gunstbewijs, wat zegen
Ons hart, op dezen dag,
Best van den Heer der Heeren,
Naar onzen stand, begeeren
En bidden zal en mag.
johannes.
Dat ramp en ongelukken
Ons in dit jaar niet drukken,
Dat God ons gadesla,
Het onze trouw behoede,
En mensch en beesten voede?...
allen.
ô Ja! ô ja! ô ja!
jacob.
Maar is niet kruis en smarte
Vaak heilzaam voor het harte?
| |
[pagina 65]
| |
En kunnen wij met reên
Dan wel zoo stellig vraagen,
Om onbewolkte dagen?
allen
ô Neen! ô neen! ô neer!
willem.
Dat wij ons zelf verzaaken,
En geen bepaaling maaken,
Maar smeeken om genaê,
In zegening en oordeel,
In tegeespoed en voordcel?....
allen.
ô Ja! ô ja! ô ja!
jacob.
En vliegen niet de dagen,
Als ligte Zomervlaagen,
Als schaduwen, daar heen?
Kan iemand zijn vertrouwen,
Wel op dit leeven bouwen?
allen.
ô Neen! ô need! ô neen!
| |
[pagina 66]
| |
cornelis.
Het beste van dit leeven,
Niet in Gods gunst gegeeven,
Is vaak de grootste schae.
't Kan na den dood niet baaten,
't Zal ons eens verlaatten...
allen,
ô Ja! ô ja! ô ja!
jacob.
Een zegen, op ons zwoegen,
Met rust en vergenoegen,
En maatiging van smart,
En, onder al Gods wegen,
Hoe die ook zijn gelegen,
Een wijs, godvreezend hart,
Dat's 't best, dat ik kan denken.
Wil ons de Heer dat scherken,
Dan zijn wij 't best er aan,
Om zelfs van ongelukken,
Een zoete vrucht te plukken,
Die eeuwig kan bestaan,
| |
[pagina 67]
| |
allen.
Wees Gij ons dan geneegen,
O Heer! en laat Uw zegen
Ons tot U trekken! Leer
Ons tellen onze dagen.
Op dat we ons wijs gedraagen,
En leven tot Uwe eer!
Bestuur dan onze schreeden;
Vergeef ons overtreeden;
En leid ons naar Uw' wil!
Gij wilt genadig weezen,
Op dat men U zou vreezen,
Hoor ons, om Jesus wil!
|
|