Liederen voor den landman. Deel 1
(1794)–Jan van Eijk– Auteursrechtvrij
[pagina 56]
| |
Wijze: Psalm LXXXI.Heer! wat zijt Gij goed!
'k Wil, ik zal U prijzen,
Die mij draagt en hoedt,
Van het werken moê;
Sloot ik de oogen toe.
En zie 't licht weêr rijzen.
Weerloos in den nood,
Die mij kon genaaken,
Was 'k als leevend dood.
'k Lag en sliep gerust
Van geen zorg bewust,
Gij woudt voor mij waaken.
| |
[pagina 57]
| |
Ziekte dieven, brand,
Duizend ongevallen
Weerde Uw goede hand;
Hoedde mensch en vee;
Huis en Schuuren meê;
Zorgde voor ons allen!
ô, Wat zijt Gij goed,
Vader van mijn leeven!
'k Wil, ik zal, ik moet,
In den morgenstond,
U, met hart en mond,
Dauk en eere geeven.
|
|