Liederen voor den landman. Deel 1(1794)–Jan van Eijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Aan de landlieden. Veldbewooners! Akkerlieden! Steun en eegen van het Land, Lieve Vrienden! neemt dit boekje Uit een broederlijke hand. Leest mijn liedjes, leert ze, zingt ze, 's Middags, 's avonds, 's morgens vroeg; Onder 't maaijen, onder 't zaaijen, Bij uwe egge, bij uw' ploeg. Zouden vogels u beschaamen, U, die vaak te velde trekt, Eer het morgenlicht de voog'len Uit den slaap heeft opgewekt? Hoort die lieve Beestjes zingen! Toont dan, dat gij menschen zijt; Zingt de Lente, zingt den Zomer, Zingt den Herfst- en Wintertijd! Zingt, wanneer gij noestig arheidt! Zingt, wanneer gij zit en rust! Ja? zoo dikwijls 't harte lust heeft, Zingt zoo vaak met nieuwen lust! Maar zingt nimmer ijdle liedjes; Zingt een dankbaar lied, ter een [pagina 2] [p. 2] Van uw' Schepper, die u alles Geeft, dien goeden, trouwen Heer, Die u, dorstig, moê van 't werken, 't Water smaaken doet als wijn, De arbeid zal u ligter vallen, En de rust u zoeter zijn. Komt dan, laat uw stemmen klinken, Huis, en veld en akkers door! Komt dan, lustig, lieve Landliên! Volgt mij naar, ik zing u voor. Vorige Volgende