der hun moeilijk werk, welk een geestelijk en hemelsch voedzel in het stof der aarde voor hun te vinden zij!’ - Deze was de zucht van mijn hart. - Daarom begon ik reeds te Voorthuizen (mijn voorige standplaats,) bij tijd en wijle, de betnamlijke gedachten en gevoelens, welke den Land- en Akkerarbeid kunnen veraangenaamen, in eenige der volgende liederen uittedrukken; zettede alhier die aangenaame uitspanning voord, en hope verder mijne ledige oogenblikken hier aan toetewijden; en bij dit Stukje, (indien het wel ontvangen wordt,) in het vervolg, meerder bijtevoegen, niet alleen voor den Landman, maar ook voor andere lieden uit den geringen Burgerstand, naar dat het den Heere zal behaagen, mij gezondheid, lust, en gelegenheid te schenken.