Nawoord
Irina Nazarova: Een analyse van het gedicht Sagrada Familia
De auteur bekijkt het eeuwige thema van de geest en het vleselijke niet vanuit een traditioneel perspectief, dus niet vanuit de moraal en de religie, maar vanuit een esthetisch gezichtspunt. Dat alleen al is voldoende om dit gedicht als prachtig en uniek te betitelen. En wat anders dan juist de kunst toont de hoogste vorm van symbiose van het geestelijke en het zinnelijke - de harmonie tussen deze twee, die op het vlak van de moraal net zo veel maal vergeefs als vaak gezocht wordt?
Het stilleven van de heilige schaal met de duivelse appels is een verwijzing naar het bijbelverhaal over de verbanning uit het Paradijs. Daarom zijn ook de appels duivels. De antinomie heilig-duivels benadrukt het thema van het gedicht, juist in de eerste zin. En de non - die met een goddelijke gave bedeeld is - schildert geen ikonen, maar de appels van het kwaad, omdat zij haar zinnelijkheid niet overwonnen heeft (zoals haar door de religieuze dogma's wordt voorgeschreven). De non bestrijdt Eros zoals jonkvrouw Jeanne d'Arc, zo hard is deze strijd. Maar zij transformeert haar seksuele energie in een kunstwerk. In dit rijtje innerlijke tegenstellingen past ook de Sagrada Familia. De onvoltooide kathedraal in Barcelona, waaraan Antonio Gaudi meer dan 40 jaar werkte, is niet slechts een kathedraal die door een mens gebouwd is ter ere van God, ter ere van de Geest, maar het is ook een prachtig onvoltooid architectonisch mozaïek - in duizend scherven. De kathedraal wordt een symbool van het leven. Het is fragmentarisch in de oneindigheid van zijn verschijningsvormen en juist dank zij deze oneindigheid en veelkleurigheid wordt het bouwwerk een monoliet. Met zijn uiterlijk - zijn vlees - leidt de kathedraal de gedachten van de mens over het aardse niet af van het hemelse.
Nee, de Heilige Familie lokt met dezelfde verleidingskracht als de duivelse appels. Daarom is de kathedraal een manifestatie van harmonie tussen de geest en het vlees. En dat is een van de schitterende gevoelens van de lyrische hoofdpersoon. Het is ook het moment waarop zij de eeuwige antinomie van het geestelijke en het zinnelijke overwint. Daarom is er geen kakofonie, maar wel