| |
| |
| |
| |
21 Naar Vlaams-België
Zelfs de koeien bij ons in Ulvenhout zijn anders dan enkele kilometers verder, over de grens. En nog meer dingen worden daar ineens anders. De mensen nog niet zozeer, die zijn hoogstens bezuiden de grens wat sjieker gekleed, ze zijn wat minder op de centen ingesteld dan wij en hebben bovendien een barokke levenselegantie die de noordelijke Nederlanden volkomen missen. Ook in de taal ligt het verschil natuurlijk niet, wat me meteen gelegenheid geeft om erop te wijzen dat een Nederlander in België natuurlijk áltijd Nederlands spreekt, ook in Brussel, dat is zonder meer vanzelfsprekend. Maar goed, ik had het over het verschil dat direct bezuiden de grens opvalt. Ineens verschijnen schelle reclameplaten, op de meest ongelukkige wijze aangebracht tegen de huizen en in de weilanden. U ziet roodachtige huizen, meestal gesloten met grote rolluiken. Ook kasten van villa's, die wel enorm pronkerig zijn, maar zelden mooi, behalve in West-Vlaanderen, waar nu juist voorbeelden van zeer gesláágde hypermoderne villabouw zijn te zien. Door die afgesloten woningen ligt er iets ongezelligs over het land, een sfeer alsof het altijd herfst is of vroeg donker. Heel opvallend is verder echter de dichte, maar zeer gespreide bebouwing, waardoor bebouwde en onbebouwde oppervlakten
| |
| |
van steden en dorpen op een warrelige manier door elkaar lopen. Er is een weinig gelukkige aansluiting tussen bebouwing en omgeving, en dat doet soms pijn aan de ogen, dat werkt wat ordeloos, wat stijlloos. Allemaal dus nogal negatieve facetten van het Vlaamse land (op de oorzaken kom ik nog terug) en daar moet ik nog aan toevoegen dat er weinig echte en ongerepte natuurgebieden zijn, want vaak heeft men daar dan meteen maar een soort kermis van gemaakt met dancings en andere toeristenrommel.
Vanwege dat alles zult u niet primair omwille van het landschap naar Vlaanderen gaan, al zijn er natuurlijk uitzonderingen, waartoe ik zou willen rekenen: ten eerste het dal van de Leie bij Gent, een fijnzinnig stukje landschap, een teer gebiedje, daar bij Sint-Martens-Latem en Sint-Martens-Leerne, bij Deinze en Deurle, de bakermat van de Vlaamse expressionistische schilderkunst; ten tweede de Vlaamse Ardennen bij Ronse en Tiegem en Ingooigem, zonniger dan de echte Ardennen, weliswaar minder hoog, maar vanaf de Kluisberg en de Hotondheuvel zijn toch meer dan honderd kerktorens te tellen; ten derde het daarbij aansluitend gebied van de Kemmel Berg bij Ieper, het hoogste punt van Vlaams België; ten vierde het zeer aparte en bij ons volkomen onbekende dal van de IJse tussen Leuven en Overijse, echt iets voor fijnproevers; ten vijfde de bij ons al evenzeer onbekende streek tussen Sambre en Maas, zeer rustig, zeer rijk aan natuurschoon (denkt u eens aan Chimay als verblijfplaats); ten zesde de Kempen, voor velen van u dichterbij dan de Veluwe en met hetzelfde natuurschoon, bij Mol, Retie, Postel, Zandhoven, Tessenderlo en noemt u maar op, en met bij Hasselt het zéér verzorgde en buitengewoon interessante Kempische Openluchtmuseum van Bokrijk. Laat ik in dit verband meteen een paar opmerkingen maken over de Belgische kust, zonder daarmee te willen suggereren dat die iets met landschapsschoon te maken zou hebben. Al is hier terzake van klimaat en soorten strand weinig verschil met de Nederlandse kust, ze is toch wezenlijk anders, namelijk totaal ondergeschikt aan het strandleven, dat zeer sterk een vermaakskarakter draagt. De commerciële mogelijkheden van de Belgische kust zijn tot het uiterste uitgebuit. Wie alleen zee en
duinen zoekt, zonder kermisgedoe, kan beter in Nederland blijven. Wie echter niet primair naar de kust gaat om er te zwemmen of van de zee en de duinen te genieten, maar vooral omdat hij vermaakscentra zoekt, neme de Belgische kust, waar - mede door het bestaan van één ononderbroken kustweg - ook nauwelijks verschil is tussen drukke en minder drukke stranden langs de soms tot echte steden, met rijen van hoge flatgebouwen, uitgegroeide plaatsen. Wie erover denkt om met kinderen naar de Belgische kust te gaan, zou ik ernstig willen waarschuwen, indien het kinderen van dertien, veertien jaar en ouder
| |
| |
betreft. Al is het hier niet zo erg als aan de Italiaanse stranden, waar een meisje geen stap kan verzetten zonder op een verschrikkelijke manier te worden lastig gevallen en erger, de talloze bars, dancings en andere gelegenheden aan de Belgische kust veroorzaken hier een sfeer en een mentaliteit die voor pubers weinig opwekkend zijn. De zaak ligt anders, indien u met jonge kinderen reist, want die vinden hier heel veel leuke dingen en er wordt heel veel voor kleinere kinderen gedaan en georganiseerd. Vooral een plaats als De Panne is dan bijzonder geschikt en die zou ik boven andere verkiezen. De andere, vooral voor gezinnen met kinderen geschikte badplaatsen zijn Heist, de Haan, Bredene, Middelkerke, Nieuwpoort en Koksijde. Ik kom straks nog terug op enkele leuke dingen voor kinderen.
Afgezien van de kust en afgezien van de zes natuurgebieden die ik hierboven noemde, zult u Vlaams-België vooral bezoeken vanwege de steden en stadjes. Dit betekent beslist niet dat u Vlaanderen kent na een bezoek aan Antwerpen, Brussel, Brugge en Gent, want er is oneindig veel méér. In de middeleeuwen was Vlaanderen, samen met Noord-Italië, het stedenland bij uitstek en nergens elders benoorden de Alpen is de burgerlijk-stedelijke cultuur zó mooi terug te vinden in de oude monumenten. De vrijheidszin en de burgertrots vindt u terug in de belforts en de hallen. Van de laatste is de lakenhal in Ieper wel het mooiste voorbeeld. In de tijd dat de andere steden hun kathedralen bouwden, wilden de burgers van Ieper, schatrijk geworden door de lakenhandel, een burgerlijk bouwwerk oprichten om hun trots te symboliseren en dat werd dan de lakenhal, waarvan het parlementsgebouw aan de Theems in Londen later een imitatie zou worden. De belforten - die van Doornik en Aalst zijn bijzonder fraai - waren eigenlijk slechts symbolische gebouwen, het hart van de stad, tot dan later de stadhuizen het prestige van de burgers gingen verzinnebeelden. Noteert u vooral die van Leuven (het stadsbestuur betwijfelde of het gebouw zijn evenwicht wel zou kunnen bewaren), van Binche, van Dendermonde, van Veurne, van Damme en zeker van Oudenaarde, wel het mooiste stadhuis van België, gebouwd voor Karel V die in deze stad verliefd werd. Uit dit Oudenaarde kwam ook Jan Gobeele, naar wie de gobelins zijn genoemd, zoals de saxofoon en het bakeliet genoemd zijn naar de Belgen Sax en Bakeland.
Wonderlijk fijn aangevoeld is altijd de plaatsing van de gebouwen. Lakenhal, belfort en stadhuis staan altijd aan de monumentale markt, zoals die in Doornik en Diksmuide, waar u meteen bemerkt dat in Nederland de marktpleinen huiskamers zijn, maar in België zálen. Het grootste marktplein van België is overigens dat van Sint-Niklaas (de stad waar de meeste oosterse tapijten vandaan komen), vier hektaren groot en na dat van Bremen het meest uitgestrekte van Europa.
| |
| |
Het meest opmerkelijke marktplein van Vlaanderen lijkt me dat van Veurne, een stadje waar twee eeuwen Spaanse overheersing zo'n indruk hebben achtergelaten, dat Veurne het meest Spaans aandoende stadje van België is. De dichter Rilke heeft gezegd dat Veurne zozeer in de markt is opgegaan, dat het enkel markt is geworden, waar aan alle kanten stukken straat op uit komen, die nergens heen leiden. Aan de stille zijde van het marktplein en vaak zelfs op een ander en meer ingetogen plein staat dan altijd de hoofdkerk, waarmee men wil uitbeelden dat het religieuze boven het profane wil uitrijzen. Ik denk dan aan Dendermonde, aan Ronse, aan Tienen, aan Zinnik, aan Nijvel, aan Diest en aan de Sint-Romboutskerk van Mechelen, met naar mijn smaak ook de mooiste toren van gans de Nederlanden, de toren die honderdvijftig meter hoog geworden zou zijn, als Willem van Oranje de rest van het bouwmateriaal niet in beslag had genomen om er de vesting Willemstad aan het Hollandsch Diep in Noord-Brabant mee te bouwen. Men mist bij deze kerken meestal de kloosterhoven, die in Italië zo stemmingsvol zijn, maar ze ontbreken niet overal en de voor mij mooiste moet u zoeken bij de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek van Tongeren. Belfort, lakenhal en stadhuis op de inderdaad gróte markt, de hoofdkerk terzijde, en op een nog rustiger plein in de stad staat dan het begijnhof, zoals dat van Kortrijk, waar Guido Gezelle gewandeld heeft tussen de witte huisjes met hun puntdaken boven de bebloemde binnenplaats, dat van Diest, van Aarschot en van Lier, dat een miniatuurstadje op zichzelf is met smalle straatjes, poorten en pompen en waar Felix Timmermans zijn juffer Symforosa en andere figuren uit zijn romans heeft gelokaliseerd. De Chinese wijsgeer Lao Tse heeft eens gezegd dat
huizen, straten en pleinen de stad vormen, maar de ruimte daartussen het wezen en de sfeer van de stad bepaalt. En dat is het wat de Vlaamse steden ons inderdaad kunnen leren. Al wat u hier kunt zien is van Europees niveau. Ik bedoel: waarom wel de steden van Frankrijk, Italië enzovoort kennen - en aan uw oudere kinderen laten zien - en deze niet? De Vlaamse binnensteden liggen om de hoek en ik zei al dat Europa benoorden de Alpen nergens zoveel fraaie oude steden heeft bewaard als in Vlaams-België.
Toen aan de bloei van de Vlaamse steden vrij plotseling een einde kwam, had dit twee gevolgen. In de eerste plaats werden alle nu volgende stadsuitbreidingen zonder meer afschuwelijk en de buitenkant van de steden is dan ook doorgaans troosteloos: losse blokken en rijen van huizen die ver het landschap binnendringen. Men spreekt wel van morsbebouwing, omdat het lijkt alsof een vliegtuig deze huizen onderweg heeft uitgestrooid of gemorst. Opmerkelijk is daarbij de peperkoekstijl: een rij huizen wordt aan beide zijden afgesloten door een blinde muur, die dan slechts geschikt schijnt te zijn voor het aan- | |
| |
brengen van reclameborden of ook van bijbelse teksten of aanmaningen van geestelijke aard. Een tweede gevolg van het eind van de stedenbloei was dat de snel groeiende bevolking van Vlaanderen zich op het platteland moest gaan vestigen, ook al omdat de nieuwe industriegebieden niet in Vlaanderen kwamen te liggen, maar in Henegouwen en het Luikse. Zo werd Vlaanderen in de vorige eeuw opnieuw een agrarisch gebied, met het gevolg - ik zei het boven al - dat heel dat platteland bedekt werd met bebouwing, in de vorm van veel kleine woonkernen, in de vorm ook van lintbebouwing overal en in de vorm van alleenstaande huizen. En dat valt u bezuiden de grens meteen op. Overal is er een mengeling van bebouwd en onbebouwd oppervlak, de lintbebouwing is er de hoofdzaak van dat aan wegbeplanting en wegverzorging weinig aandacht wordt besteed (de uitzondering hierop vormen de nieuwe autosnelwegen, die in dit opzicht alle lof verdienen) en omdat de echte landschapsstructuur hier nauwelijks aan haar trekken komt, is er tussen bebouwing en omgeving vaak een ongelukkige aansluiting. De dorpen hebben vaak een heel brede hoofdstraat (ook dat is weer anders dan in
Nederland) en dan waaiert naar alle kanten de bebouwing het land in, planloos, ordeloos, waarbij iedereen dan nog de vrijheid heeft om de vormgeving van zijn huis zelf te bepalen. Een typisch Vlaams particularisme, waardoor u alle mogelijke soorten huizen naast elkaar ziet. Het typische is nu - en dat veroorzaakt dat de totaalindruk van het landschap toch beslist niet helemaal negatief wordt - dat die gespreide bebouwing voor een groot deel verborgen is achter dichte vegetatie. Het Vlaamse land is namelijk in veel kleinere delen verdeeld dan bij ons het geval is en bovendien in sterk onregelmatige delen. De kriskras door elkaar liggende stukken grond worden bijna steeds afgezet met hagen en populieren, waarachter de verspreide bebouwing verborgen blijft. Het bezwaar, dat blijkbaar een gemeenschappelijk stijlgevoel bij de bebouwing ontbreekt, wordt op deze wijze zeer gelukkig gecamoufleerd - en ook gecompenseerd - door het coulisseachtig karakter van de vegetatie.
Na lezing van deze algemene typering van de Vlaamse steden en het Vlaamse landschap zult u zich afvragen hoe u dat alles op dagtrips, en eventueel op weekendtrips, kunt gaan zien en hoe u dergelijke tochten ook voor uw kinderen voldoende aantrekkelijk kunt maken. Om te beginnen moet u dan in elk geval de onmisbare Michelinkaarten nummer 2 en 4 aanschaffen, die in elke goede boekhandel te verkrijgen zijn.
Ik heb hierboven al zes landschappen genoemd, Leievallei, Vlaamse Ardennen, Kemmel-Berggebied, IJsevallei, Sambregebied, Kempen.
| |
| |
Ik wil het meer van Virelles, de dreven van Westerlo, het Domaine du Pachy (La Hestre) er nog aan toevoegen en ook de omgeving van Brussel. Die laatste beslist niet vanwege de kermis die Waterloo heet, maar vanwege het kasteel van Gaasbeek, de abdijruïnes van Villers, behorend tot de meest imposante ruïnes van Europa, het glazen dorp Hoeilaart waar de heuvels bedekt zijn met meer dan dertigduizend kassen en onze tuinders uit het Westland de druivencultuur kwamen leren, de abdij van Groenendaal, waar de mysticus Ruusbroec leefde, en het dorp Pede-Sint-Anne, nog precies zoals het door Breughel in zijn Parabel der Blinden onsterfelijk werd gemaakt. Wie beslist alle steden en stadjes wil zien die de moeite waard zijn, moet behalve Gent, Brussel en Antwerpen, ook op zijn program zetten: Leuven, Diest, Doornik, Tongeren, Ieper, Kortrijk, Lier, Veurne, Geraardsbergen, Oudenaarde, Lissewege (wel het liefste Vlaamse dorpje dat ik ken), Mechelen, Damme, Thuin, Chimay en Diksmuiden. In Leuven zijn van primair belang het stadhuis, de Sint-Pieterskerk, het Groot Begijnhof en de abdij van het park; in Diest de Grote Markt, de Sint-Sulpitiuskerk en het begijnhof; in Doornik de kathedraal met kerkschat, de Grote Markt en het museum van folklore; in Ton geren de Onze-Lieve-Vrouwebasiliek; in Ieper de lakenhal en de Menenpoort, waar nog elke avond de Last Post wordt geblazen voor de doden in de eerste wereldoorlog; in Kortrijk het begijnhof; in Lier de Grote Markt, de Sint-Gommaruskerk, de Zimmertoren en het begijnhof; in Veurne de Grote Markt en de zalen van het raadhuis; in Geraardsbergen de ‘muur’ naar de Oudeberg; in Oudenaarde het stadhuis en de Pamelekerk; in Mechelen de Grote Markt, de Sint-Romboutskathedraal en de triptiek in de
Sint-Janskerk; in Diksmuide de Grote Markt, de dodengang en het IJzermonument.
De mooiste begÿnhoven zijn naar mijn smaak die van Aarschot, Diest, Gent, Kortrijk, Leuven en Lier. Wilt u kastelen zien, noteer dan vooral die van Gent (Gravensteen), Beloeil (het Belgische Versailles), Gaasbeek, Ooidonk en Laarne. Bijzondere musea, waarop ik u graag met nadruk attendeer, zijn die van Beloeil (kasteel), Jabbeke (Permekemuseum), Brugge (stedelijk museum, Sint-Janshospitaal), Bokrijk (Kempisch Openluchtmuseum), Mariemont (kasteel), Tongeren (kerkschat), Gent (Bijlokemuseum), Antwerpen (Rubenshuis, Plantin Moretus, openluchtmuseum Middelheimpark) en Brussel (moderne kunst, Erasmushuis).
Van de stadscentra, zoals ik ze boven beschreef, krijgt u een goed beeld in Diksmuide (markt), Diest (markt), Sint-Niklaas (markt), Antwerpen (markt en stadhuis), Brugge (markt en belfort), Brussel (markt), Doornik (markt en belfort), Gent (belfort), Ieper (lakenhal), Leuven (stadhuis), Oudenaarde (stadhuis), Aalst (belfort) en Veurne
| |
| |
(markt). Een goede indruk van de abdÿen geven u die van Aulne, Averbode, Tongerlo en Leuven. Wie in kerken geïnteresseerd is, noteert in elk geval die van Dendermonde (Onze-Lieve-Vrouw), Ninove, Zoutleeuw (uniek, omdat ze nooit geschonden is en ons nu een beeld geeft van hoe in de middeleeuwen een kerk er precies uitzag), Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Ronse (crypte Sint-Hermeskerk), Halle (Onze-Lieve-Vrouw), Zinnik (Sint-Vincent, mooi voorbeeld van een vestingkerk, die men in de tiende en elfde eeuw zo bouwde ter verdediging tegen de Noormannen), Tienen (portaal Onze-Lieve-Vrouw), Hakendover (retabel), Nijvel (Sint-Gertrudis), Geel (graf in Sint-Dimfna), Bergen (Sint-Waudru), Tessenderlo (doksaal), Diest (Sint-Sulpitius), Grimbergen (biechtstoelen), Antwerpen (kathedraal), Brussel (Terkameren, werk van Bouts), Doornik (de magnifieke Romaanse kathedraal), Gent (Sint-Baafs met het werk van Van Eyck), Leuven (Sint-Pieter), Mechelen (Sint-Rombouts en triptiek in Sint-Jan), Oudenaarde (Pamele) en Tongeren (Onze-Lieve-Vrouw). In dit verband wijs ik op het merkwaardige dorp Maria Hoorebeke, de enige protestantse gemeente in België die zonder ophouden sins de zestiende eeuw in stand bleef; de leden ervan zijn rechtstreekse afstammelingen van de bosgeuzen. Wie concreet uitgestippelde routes zoekt, moet ik verwijzen naar mijn Gids voor West- en Midden-België, tweede druk, in de boekhandel verkrijgbaar. Hier wil ik nog opmerken dat het traject Ulvenhout - Strijbeek - Hoogstraten - Oostmalle - Herentals alle kenmerken - negatieve en positieve - laat zien van het Vlaamse landschap, zoals ik die in dit hoofdstuk beschreef, en dat ook het traject Veurne - Pervijze - Diksmuide - Esen - Zarren - Lichtervelde - Pittem -
Tielt in dit verband heel interessant is.
En wat hebben nu uw kinderen aan dagtrips naar België? Ik zie er dan nog van af dat oudere kinderen zeker geïnteresseerd kunnen of minstens mogen zijn in de oude stadscentra, hun ontstaan en hun bouw, en dat het ook voor hen erg instructief is om eens met open ogen het verschil in landschap benoorden en bezuiden onze landsgrens te leren zien. Verder kunt u op de al genoemde Michelinkaarten nummer 2 en 4 ook het volgende aantekenen, dat uw kinderen, ook de kleinere, zeker leuk zullen vinden.
Ik kom dan eerst even terug op de kust, waarover ik boven al enige opmerkingen heb gemaakt. Bij de badplaats Het Zoute ligt de Oosthoek, een kinderparadijs, omdat er speeltuinen met wafelbakkerijen zijn; in Heist is een meer met dierentuin; bij De Panne, in Adinkerke, ligt het vermaakscentrum Meli. Niet ver van de kust ligt Diksmuide, waar u de kinderen de Dodengang wel mag laten zien, een bolwerk uit de eerste wereldoorlog, waar felle lijf-aan-lijf-gevechten plaatsvon- | |
| |
den. Men kan zich hier een beeld vormen van de loopgraven, waarin tijdens de oorlog 1914-'18 de soldaten leefden en stierven.
In de grotere steden lijkt mij het volgende voor de kinderen interessant, maar ik doe slechts een greep. In Brussel het Rogierplein (alwaar onder andere het hoogste betonnen gebouw van Europa met winkels, schouwburgen, garages, dakterras en hoogste en sterkste lichtreclame van Europa), de autoringbanen rond het centrum, de Grote Markt met de gildehuizen, de uitgebreide garderobe van het bekende Manneke in het Broodhuis, het beeld van Everard 's Serclaes op de hoek van de Grote Markt en de Karel Bulsstraat (het brons van de hand is versleten door de aanrakingen der voorbijgangers, want de legende wil dat het beeld wonderdadige kracht heeft), de congreszuil met het graf van de onbekende soldaat, het koninklijk paleis, het enorme justitiepaleis met de honderdachtentachtig meter hoge koepel, het natuurhistorisch museum in het Leopoldpark met de geraamten van iguanodons (reusachtige prehistorische dieren), het atomium en, in de omgeving, het glazen dorp Hoeilaart. In Antwerpen noem ik de havenrondvaart, de Boerentoren, de zogenaamde vogeltjesmarkt op zondagochtend niet ver van het Rubenshuis, de dierentuin en, in de voorstad Deurne, het park Rivierenhof met speeltuin. In Brugge kunt u met de kinderen een boottocht maken en ze de kantklossers laten zien en de Wijngaardstraat en het begijnhof. In Gent kunt u per lift het belfort bestijgen en het interieur van het Gravensteen bezoeken.
Zeer interessant is miniatuur-België, dat u vindt in Eigenbrakel, niet ver van Waterloo. Hetzelfde geldt voor het Kempisch Openluchtmuseum te Bokrijk, niet ver van Hasselt, waar voor de kinderen bovendien diverse attracties aanwezig zijn. In Doornik kunt u met de kinderen het folkloremuseum binnenstappen, vlak bij de Grote Markt, waar het belfort te beklimmen is. Heel mooi is ook de beklimming van het belfort in Bergen en dat van Charleroi (per lift). In Borgloon moet u in een hoeknis van het stadhuis eens het beeldje van de madonna gaan zien, die haar Kindje met de buik naar beneden draagt; de beeldhouwer heeft het beeldje zo gemaakt, omdat zijn eigen kind aan buikloop leed. In Lier staat de Zimmertoren, een mechanisme dat niet alleen het uur in alle delen der wereld aangeeft, maar ook de getijden in de belangrijkste wereldhavens en tal van astronomische verschijnselen, en dat door de Lierenaren als niets minder dan het achtste wereldwonder wordt beschouwd; volkomen ten onrechte, maar het is toch wel aardig. Om het uur treden figuurtjes uit Timmermans Pallieter en Bergmanns Ernest Staas naar buiten. Stapt u in Lier met de kinderen ook eens het begijnhof binnen.
In Mechelen zijn de winkelstraten tussen station en Grote Markt
| |
| |
hoogst merkwaardig, omdat ze bijna geheel worden ingenomen door meubelwinkels, de een naast de ander. Op de Grote Markt geeft een witte cirkel op de straatkeien aan, hoe groot de wijzerplaat van de Sint-Romboutstoren is. In het begijnhof van Sint-Truiden kunnen de kinderen 's werelds kleinste uurwerk zien, alsmede een vernuftig geconstrueerd astronomisch uurwerk, gebouwd door Festraets, waarbij elk uur veel figuurtjes gaan bewegen die de twaalf oude handwerken voorstellen. Uw speciale aandacht vraag ik verder voor Hofstade, bij Mechelen, waar aan een kunstmatig meer een bad werd aangelegd met sportvelden en recreatiecentrum (daar vlakbij het Planckendaeldomein met aquarium en deels in vrijheid levende wilde dieren). Iets dergelijks vindt u bij Overmere (tussen Dendermonde en Gent) en wel het recreatiecentrum Donkmeer, het enige werkelijke meer (zestig hectare) van Vlaanderen; en ook bij Mol, in de Kempen, waar het recreatiecentrum Zilvermeer erg gezocht is; en eveneens in Huizingen, bij Brussel, waar de provincie Brabant een groot domein heeft ingericht als recreatiecentrum met zwemgelegenheid, dierentuin, Alpentuin, speeltuin enzovoort. Denkt u in dit verband ook aan het gemeentepark van Brasschaat, tussen de Nederlandse grens en Antwerpen, waar de kinderen kunnen zwemmen en roeien en ook een dierenpark enzovoort vinden. Virelles heeft aan het meer een watersportcentrum ingericht. In Heist-op-den-Berg, in de Antwerpse Kempen, staat een leuke uitzichttoren. Voor uw jongens wilt u wellicht het trammuseum in Schepdaal, niet ver van Brussel, noteren. Spelevaren kunnen de kinderen onder andere ook in het Zoetwater van Oud-Heverlee bij Leuven. In Hekelgem, tussen Gent en Brussel, moet u met de kinderen eens een van de langs de weg staande cafés
binnenstappen om er de zandtapijten te gaan bekijken, grote met gekleurd zand uitgevoerde reprodukties van bekende schilderijen. Het zand wordt zelfs zodanig vastgemaakt, dat enkele schilderijen tegen de muur kunnen hangen. In Lessen zijn porfiergroeven te bezichtigen, in de kasteeltuin van Attre een hoge kunstmatige rots met grotten en gangen. De porfiergroeven van Quenast leverden destijds de straatkeien voor haast alle straatwegen van Europa (om deze industrie te beschermen was België een van de laatste landen, die afstapten van de keibestrating der wegen) en de uitgravingen, die de vorm hebben van reusachtige trechters, zijn bezienswaardig. Bij Boom, tussen Antwerpen en Brussel, ligt het recreatiecentrum De Koekoek. Ik heb maar een greep gedaan, maar u bemerkt wel dat er over onze zuidgrens ook voor de kinderen genoeg te zien en te beleven is. |
|