Gezinsuitstapjes in Nederland
(1966)–Leo van Egeraat– Auteursrechtelijk beschermdDagrecreatie voor het hele gezin
[pagina 23]
| |
3 Langs Lek, Vecht, Angstel en BullewijkIn dit hoofdstuk beschrijf ik u een dagtrip langs een rivierenrijk traject van Rotterdam in de richting van Amsterdam, een traject dat landschappelijk veel te bieden heeft, vol variatie is en ook de kinderen kan bevredigen. We rijden eerst langs de Lek. Wie de onstuimige bergstroom gezien heeft, die bij het Zwitserse Thusis in de Via Mala kolkt, zal het met me eens zijn, dat deze zelfde bergstroom, de Rijn, in het rustige Nederland wel tot rust is gekomen. De rivier bereikt ons land bij Tolkamer en splitst zich in de buurt van Pannerden in de Rijn (die nog maar eenderde van het watertotaal met zich gaat voeren) en de Waal. Kort voor Arnhem splitst zich een zijtak af, namelijk de Gelderse IJssel. De Rijn stroomt dan onder de bekende brug van Arnhem door. Het is misschien wel interessant om u eraan te herinneren dat een deel van dit water driehonderd jaar geleden als sneeuw op de toppen van het Zwitserse Sint Gotthardmassief is gevallen. De Rijn gaat langs Wageningen verder naar Wijk bij Duurstede en verliest daar plotseling en om onnaspeurbare redenen haar naam, want van nu af heet ze Lek. Maar bij datzelfde Wijk bij Duurstede stroomt de Rijn toch ook onder haar éígen naam verder, zij het dat er nog nauwelijks water in die | |
[pagina 24]
| |
stroom staat en men haar de betiteling Kromme Rijn heeft gegeven. Zo loopt ze naar Utrecht, verliest daar nogmaals water aan de Vecht, en mag dan na deze aderlating als Oude Rijn (denk aan de befaamde bezuiden Utrecht) haar loop vervolgens lang Woerden en Alphen naar Leiden. Daar vindt ze haar roemloos einde, in de stad die haar naam vermoedelijk afleidt van het onaanzienlijke riviertje de Leede (thans Mare genoemd) en dus niet eens van de trotse Rijn, die hier nog een laatste belediging wordt aangedaan. Dat de Rijn voorbij Leiden nog verder naar zee stroomt en die zee bereikt via de door ingenieur Conrad gebouwde sluizen bij Katwijk, weet en interesseert niemand meer. De tijden zijn dus inmiddels wél veranderd. Want in de Romeinse tijd voeren op deze Oude Rijn de galeien, op weg naar de Noordzee en Engeland. Aan de benedenloop van de stroom werden Romeinse vestingen gesticht, waaraan de bij Woerden, Zwammerdam, Alphen, Koudekerk en Leiderdorp gedane opgravingen herinneren. Op last van de veldheer Corbulo groeven de Romeinen zelfs een gracht, die de Oude Rijn met de Maas verbond en waarvan de huidige Vliet vermoedelijk een restant is. Deze waterweg werd versterkt doordat op de plek van het huidige Voorburg een castellum en een vlootbasis werden gesticht, waarschijnlijk het Praetorium Agrippinae. De Rijn was echter een lastige en moeilijk te temmen rivier, die veel last veroorzaakte aan de bewoners van de streek. In de twaalfde eeuw werd een dijk aangelegd langs de Kromme Rijn en moest de langzamerhand kanaal geworden rivier door middel van een duikersluis van het nodige water worden voorzien. Kanalisering en bedijking gingen steeds verder, het waterschap groeide uit tot een der merkwaardigste en grootste van ons land. Een waterschap (om zo nodig op dit punt uw geheugen op te frissen) zorgt voor het onderhoud van dijken en andere waterkeringen, voor de afwatering, voor het onderhoud van wegen, bruggen en kanalen in zijn gebied. Reeds Floris V hield zich met deze dingen bezig en schonk juist bijzondere aandacht aan het Rijnland. In 1826 kreeg het waterschap de naam Hoogheemraadschap Rijnland, waarvan het bestuur een grote macht uitoefende in de staat. Deze macht werd in de loop der tijden wel kleiner, maar nog altijd geldt Rijnland als het meest invloedrijke van onze waterschappen. Het strekt zich uit over een gebied van honderdduizend hectare, begrensd door de lijn Den Haag-Gouda-Aalsmeer-Amsterdam-Velsen-Den Haag. Nee, van déze Rijn na Wijk bij Duurstede krijgen we op onze tocht nauwelijks iets te zien (nauwelijks, want achter IJsselstein zullen we haar kruisen, laten uw kinderen er maar eens naar uitkijken), maar omdat u het riviernaambordje nogal eens tegenkomt bij uw trips in de Randstad, leek het me interessant om er toch iets over te vertellen. | |
[pagina 25]
| |
De trip van dit hoofdstuk voert langs de stroom die vanaf Wijk bij Duurstede momenteel de feitelijke voortzetting van de Rijn is, langs de Lek dus. Begint u eerst maar met Alblasserdam op te zoeken, wat erg eenvoudig is. Van hier dan naar Kinderdijk, waar als reusachtige pinguïns rechts van de weg de beroemde molens staan: elders in dit boek spreek ik erover. En inmiddels hebt u dan de ... nee niet de Lek, maar de Noord al gezien. Heel even raakt de rivier nu uit het zicht, en wanneer u opnieuw een rivier ziet, is dat de Lek. En daar gaan de slierten Rijnaken, daar drijven de tjalken en stuiven de motorboten over het water. En daar zijn ook de grienden met hun slootjes en hun wilde bloemen, daar zijn de grote rietschelven, die op de dijkhelling zijn getast en soms als grote muren met de weg méélopen. Eens was hier op de Lek de zalmvangst niet onbelangrijk, in een enkel dorp is het bord met de aanduiding zalmvisserij nog te zien, in Ammerstol is de oude zalmbank nog bewaard, maar onder andere de benzine van de motorschepen heeft de zalm goeddeels verdreven. Nieuw-Lekkerland wordt gepasseerd en aan de overkant zien we Lekkerkerk liggen, een dorp met een zeer steedse ligging, een hoge stenen muur langs het water en een aaneeengesloten huizenrij erachter. Men heeft het ook weleens vergeleken met een zwaluwnest tegen een dakgootrand. Rechts van ons blijft de Alblasserwaard, een streek van ernstige zwijgzame lieden. Diverse molens zijn rechts te zien. Streefkerk volgt, zo genoemd omdat de bewoners vroeger aan de overkant van de rivier ter kerke moesten en dus naar een kerk strevende waren. Het dorp is grotendeels gebouwd op een der donken, die in de Alblasserwaard nog in vrij groten getale voorkomen. Donken zijn zandige bulten en ruggen, resten van het laagterras van de Lek; men kan ook zeggen opduikingen van het diluvium in het aluvium. Vroeger waren zij hoger dan nu en werden ze ook gebruikt ten tijde van watersnood. Nu zijn het nauwelijks merkbare verheffingen, voor botanici echter interessant, want men vindt er planten die karakteristiek zijn voor de diluviale zandgronden. Opmerkelijk is ook, als u daar eens op let, hoeveel plaatsnamen nog op ‘donk’ eindigen. En inmiddels rijden wij verder naar Groot-Ammers, het kaasdorp. Kostelijk is het traject met de huisjes aan de voet van de dijk, zodat u de slaapkamers op ooghoogte passeert en een wijd uitzicht hebt over het met sloten doortrokken polderland. Aan de overzijde ligt Schoonhoven, waarover ik elders in dit boek vertel. Aan onze eigen oever volgt Nieuwpoort, een soort Madurodam voor volwassenen, tweehonderdveertig meter breed en driehonderdveertig meter lang is het minuscule stedeke binnen de rechthoekwallen, en het heeft heuse straatjes, een heus raadhuisje met luifel erboven en sluisdeuren eronder, en heuse men- | |
[pagina 26]
| |
sen, die er beslist niet overspannen zullen worden. We passeren vervolgens Langerak, waar een der karakteristieke Zuidhollandse dorpskerken staat. Veel van die oude kerken hebben een éénbeukig schip. Ook hier is dit het geval, maar tussen dit schip en het koor bevindt zich een dwarsschip, dat niet alleen smaller, maar ook lager is dan schip en koor, een unicum in deze provincie. Stelt u er geen belang in, dan neemt niemand u dat kwalijk. Bovendien eist de Lek zelf al uw aandacht op. Oude torens staan links en rechts op wacht, rechts in de Alblasserwaard, links in de groene uitgestrektheden van de Lopikerwaard, die de plaats heeft ingenomen van de Krimpenerwaard die enkele kilometers terug nog aan de overkant lag. Ameide volgt nu. Als de historie anders zou zijn verlopen, had Ameide een Amsterdam kunnen zijn en Amsterdam een huidig Ameide. Maar het dorp Amsterdam werd een stad, de stad Ameide werd een dorp. In miniatuur is alles gebleven: een Prinsengracht, een Dam en een rivierenpanorama dat veel boeiender is dan dat in Amsterdam, waar het door de bouw van het Centraal Station werd verknoeid. In de tijd dat de fruitbomen bloeien zou u van Ameide niet rechtstreeks, maar via Meerkerk naar Lexmond moeten rijden. In de andere jaargetijden doen we het rechtstreeks. Lexmond dankt zijn naam aan het kleine riviertje de Laek en nu wordt u van de rivier af gevoerd en over een grotere weg geleid naar Vianen, met nog altijd ‘de straat’ uit de gelijknamige roman van Ina Boudier-Bakker, met bij de hofpoort een pomp met een vrouw in twee helften, wat in het toch niet onpreutse Vianen een flauwe herinnering wekt aan de Folies Bergerères, en met aan een tot sloot gedegradeerde gracht de kerk, met daarin de tombe van Reinoud van Brederode, die zich echter wel met enige verbazing zal afvragen, waarom hij in een niet meer passende omgeving mag wachten tot Gods engelen hem zullen wekken voor het laatste gericht. Daarna gaan we de Lek over, wanneer we namelijk de autosnelweg richting Utrecht nemen. Nu de spoorbrug over de Moerdijk verdwenen is, dingt de Lekbrug naar de eretitel van de mooiste brug des lands. Ze krijgt die titel echter niet, omdat er onder andere een Merwedebrug bij Gorinchem bestaat, maar dat ze mooi is bent u met me eens, als u de wagen ergens parkeert en onder bij het water omhoog naar de brug kijkt. Attentie nu, als u een mooi trajectje wilt rijden. Dan moet u aan de overkant van de Lekbrug, dus aan de noordkant, de wegwijzers richting Lopikerkapel aanhouden. U wordt dan nog éénmaal langs de Lek gevoerd en krijgt een mooi achterwaarts gezicht op de brug. Bij wegwijzer 4514 de richting Lopikerkapel blijven volgen en bij de aanduiding ‘doorgaand verkeer’ rechts de dijk af - tenzij u voor uw kinderen een strandbadje zoekt - en nu verder de wegwijzers aan- | |
[pagina 27]
| |
houden naar IJsselstein. Hier staan de reusachtige radio- en televisiezenders van de zender ‘Lopik’, waarvan er een nog vijftig meter hoger is dan de Eiffeltoren. Minstens terwille van de kinderen moet u er eens vlak onder rijden. Het kersenstadje heeft een regelmatige rechthoekige plattegrond en een vreemd-aantrekkelijke toren, werk van Alexander Pasqualini uit Bologna, een der eerste renaissancebouwwerken van ons land. In IJsselstein volgen we de richting Montfoort - uw kinderen weten nog wat we nu gaan kruisen? - maar we doen dat stadje zelf niet aan en letten op de wegwijzers naar De Meern. Daar aangekomen, houden we de wegwijzers naar Vleuten aan. En we zullen nu de kinderen wat actiever bij de trip inschakelen door ze wat vragen te stellen, die ze op een papiertje kunnen beantwoorden. De goede antwoorden staan achter in dit boek en we zullen ze na afloop van de toer controleren. Kort vóór Vleuten staat rechts huis De Berken en daar stel ik de eerste vraag: welk huisnummer heeft dit huis? In Vleuten zelf, waar bij de aardige toren een ritsje witgekalkte huisjes met rieten daken staat (zeventiende eeuw), volgen we de wegwijzers ‘doorgaand verkeer’ en daarna steeds die naar Haarzuilens, een leuke weg die ons recht naar het kasteel van Haarzuilens leidt. Het in 1672 verwoeste huis werd in 1891 door Cuypers geheel herbouwd en is zeker het meest imposante kasteel dat we in ons land hebben. Maar zodra de enorme deur openzwaait, staat u helemáál perplex, want het interieur is iets fantastisch. Ik vertel er hier verder niets over, maar u moet dit beslist zien. Ook de oudere kinderen zullen het interessant vinden. Hoe verbazingwekkend het hier allemaal is, mag ook blijken uit het feit dat voor de aanleg van de kasteeltuin het hele dorp Haarzuilens destijds moest worden afgebroken en verplaatst, omdat het in weg lag. Na het bezoek rijden we het dorp zelf in en letten er op de overal wit-rood geschilderde huizen. Brinck, Ockerhuizerweg en dan de wegwijzers ‘doorgaand verkeer’ volgen. Bij wegwijzer 935 slaat u rechtsaf en na korte tijd komen we dan aan een spoorwegovergang waar aan de kinderen de tweede vraag gesteld kan worden: welk nummer heeft deze overweg? U kunt het rechts aan de kant van de weg lezen. We gaan de spoorlijn over, verderop bij wegwijzer 3590 rechtuit en daarna bij de brug rechtsaf, volgens de aanduiding doorgaand verkeer. Water, alsmaar water begeleidt onze route, die nu kennelijk door de Hollandse rimboe voert. Bij wegwijzer 152 rechtuit, onder de autosnelweg door en zo naar Breukelen (tevoren mooi uitzicht vanaf de brug). Over de brug rechtuit en bij wegwijzer 153 links. Nu voorlopig steeds rechtuit blijven rijden. En inmiddels kan ik u dan vertellen dat we nu langs de Vecht rijden, | |
[pagina 28]
| |
waar rijke kooplieden en magistraten in de zeventiende en achttiende eeuw hun buitenverblijven lieten bouwen. De Amsterdamse kooplieden vonden weinig andere geschikte beleggingsmogelijkheden dan de grond. Bovendien breidde Amsterdam zich steeds meer uit en was het daar naar de toenmalige begrippen niet rustig genoeg meer. Tenslotte beantwoordde juist de Vechtstreek aan de gangbare opvattingen over landschapsschoon (pas omstreeks 1750 zou het hogere land met zijn bossen geprefereerd worden boven het lagere) en om al die redenen werd er het ene landhuis na het andere gebouwd. In het begin van de achttiende eeuw gingen zich ook joodse kooplui hier vestigen. Binnen de Utrechtse wallen mochten ze niet wonen, in Amsterdam geen lid zijn van het gilde, maar aan de Vecht telde alleen het geld en dát bezaten ze. Als nieuwe rijken verdrongen ze geleidelijk de oude gedistingeerde adel, die veelal gedwongen werd haar bezit langs de Vecht uit geldgebrek te verkopen. Het verval van de stapelmarkten en de opkomst van de Engelse industrie veroorzaakten dat ook de joodse zijdehandelaars en zijdefabrikanten de een na de ander failliet gingen. Ook de overgebleven niet joodse bourgeoisie kreeg het steeds moeilijker. Na 1763 was het met de bloei van de Vechtstreek gedaan, de ene financiële crisis volgde op de andere, de tuinen werden verwaarloosd ofwel van Le Nôtre-tuinen veranderd in Engelse parken. In de Napoleontische tijd werden veel buitens afgebroken. In de negentiende eeuw ontstond nog een kleine herleving, maar de herbouw van veel huizen was niet altijd even gelukkig en vooral de zeventiende-eeuwse gevels werden dikwijls verknoeid. Toch is er genoeg moois overgebleven om een tocht langs de Vecht genotvol te maken. Wel moet u er op rekenen hier geen paleizen te zien: de rijkdom der bewoners kwam vooral tot uiting in monumentale inrijhekken, theekoepels en luxe-interieurs. De stijl van de buitenplaatsen is een mengvorm van een Amsterdams herenhuis en een landelijk bouwwerk, want de tijd van kastelen was voorbij, stadshuizen pasten hier niet, maar evenmin boerderijen. Maar de huizen werden minder hoog dan die aan de Amsterdamse grachten en niet voorzien van stoepen en onderhuizen. De daken, veelal bekroond door grote schoorstenen, waren daarentegen vaak groter. Als materiaal werd baksteen gebruikt, zelden natuursteen. De tuinen bezaten grotere verscheidenheid dan de huizen zelf, omdat de kooplieden immers mede dáárin hun rijkdom wilden manifesteren en de een niet voor de ander wilde onderdoen. Geschoren boompjes en heggen, fonteinen, kunstmatige grotten, theekoepels, inrijhekken, figuren van glas en gekleurde steen, is het allemaal kitsch? Wanneer men stijl de uiting van een bepaalde tijdgeest kan noemen, is het beslist stijlvol. We passeren na Breukelen, dat zijn naam gegeven heeft aan het New- | |
[pagina 29]
| |
Yorkse Brooklyn, het ene buiten na het andere. In Nieuwersluis moet u gewoon rechtuit blijven rijden. Maar waneer u een extra-half uur de tijd hebt en werkelijk het mijns inziens mooiste gedeelte van de Vechtstreek wilt zien, moet u in Nieuwersluis naar rechts de brug over gaan en dan rechts afslaan, zodat de Vecht nu opnieuw aan uw rechterhand is en u haar zuidwaarts kunt volgen langs een secundair weggetje aan de oostoever, een weggetje dat u dan weer terugbrengt in Breukelen, waar u rechtuit moet blijven rijden, het water rechts van u, naar Maarssen. In Maarssen zoekt u dan de overkant van de Vecht weer op en rijdt naar Breukelen terug, waar u rechtuit blijft rijden en weer in Nieuwersluis terugkomt, op hetzelfde punt waar we nu staan. Dit ommetje kan ik sterk aanbevelen. Beter nog dan op onze hoofdroute krijgt u zo een indruk van de Vecht en van de mennonietenhemel, zoals de streek tussen Breukelen en Nieuwersluis werd genoemd, omdat veel mennonieten, volgelingen van Menno Simons, er hun buitenverblijven hadden. Goed, wat u dus in Nieuwersluis ook doet, na al dan niet het ommetje gemaakt te hebben en na al dan niet met de kinderen het natuurbad in Breukelen te hebben bezocht of de speeltuin bij café Zomerlust, we blijven er rechtuit rijden in de richting Loenen met de scheve toren, die op die van Amerongen lijkt, maar gebouwd werd door dezelfde architect als van de Ransdorpse toren bij Amsterdam. Wilt u nog een tweede Vecht-ommetje inlassen, en dan kunnen beweren dat u nu wel heel de Vechtstreek gezien hebt, dan kunt u in Loenen bij de grote bocht in het centrum rechts afslaan door de Grutterstraat, de brug overgaan, direct erna rechts afslaan langs enkele buitens, de voorrangsweg oversteken, rechtuit de Mijndensedijk volgen en zo, met de Vecht rechts van u, terug naar Nieuwersluis rijden, waar u de rivier oversteekt en weer de hoofdweg naar Loenen neemt. Bij Loenen houden we de wegwijzers richting Amsterdam aan. Enige tijd voorbij Loenen komen we op een voorrangsweg en volgen die naar links, nog altijd de wegwijzer naar Amsterdam aanhoudend. De weg gaat over het Amsterdam-Rijnkanaal en komt direct erna bij wegwijzer 548, waar de kinderen de derde vraag kunnen beantwoorden: hoeveel kilometer is de hierop aangegeven afstand naar Hilversum? We slaan bij deze wegwijzer rechtsaf. De rivier aan onze linkerhand is de Angstel (nee, niet de Amstel). We rijden rechtuit tot Abcoude en slaan er bij de wegwijzers bij de brug rechtsaf, volgens de aanduiding Nigtevecht. Attentie nu: kort erna komt u aan een volgende wegwijzer en daar houdt u de rode aanduiding Ouderkerk aan. Dat doet u ook bij de volgende wegwijzer (1019), waar u dus links afslaat, de smalle brug over en direct daarna rechtsaf langs de Meerweg. Nu volgt een smalle weg met rechts een groot water (zwemge- | |
[pagina 30]
| |
legenheid). U gaat onder een autosnelweg door, rijdt langs de Holendrecht en komt na geruime tijd bij een bruggetje. Aan de overkant van het bruggetje slaat u rechtsaf. De kinderen kunnen de vierde vraag beantwoorden: links aan deze weg staat een café, welk huisnummer? Blijft u dit weggetje maar volgen, met het water dus rechts van u. Dat water is de Bullewijk: ik zou de Amsterdammers niet graag de kost geven, die nog nooit van de Angstel, de Holendrecht en de Bullewijk hebben gehoord, al liggen deze watertjes maar op enkele kilometers van hen vandaan. Weldra komt u nu in Ouderkerk (Portugees-Israëlitische begraafplaats uit 1641 langs de weg) en dan bent u dus vlak bij Amsterdam en de autowegen naar Utrecht, Haarlem en het Gooi. Zoals u begrepen zult hebben: een bijzonder boeiende, leerzame, mooie dagtrip vol afwisseling.aant. |
|