De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 151-195: 7 april 1733 - 7 september 1733
[pagina 6]
| |
Titelpagina van de tweede druk van De Hollandsche Spectator.
| |
[pagina 7]
| |
InleidingKobus en AgnietjeHet stond al vanaf het begin vast: niet Nabal en Heilke maar Kobus en Agnietje zouden tot in den eeuwigheid kusjes kunnen blijven uitwisselen. Het huwelijk tussen de onbeschofte Nabal en de dienstmeid Heilke sprak heel wat minder tot de verbeelding van de lezers van het achttiende-eeuwse tijdschrift De Hollandsche Spectator dan het ‘tafereeltje van oud-Hollandse vrijage’ rond de hupse Jacob en het zoetje Agnietje.Ga naar voetnoot1 Over het succes van het verhaal van Kobus en Agnietje schrijft Justus van Effen, hun bedenker, een half jaar na de publicatie ervan: “Tot nog toe weet ik niet, dat iets in myne Vertogen met zo een algemene goedkeuring is geleezen geworden als de gemeene Mans vryagie van Kobus en Agnietje”.Ga naar voetnoot2 En die goedkeuring is gebleven. In de vele bloemlezingen uit De Hollandsche Spectator die na de oorspronkelijke uitgave van 1731-1735 zijn verschenen, zijn Kobus en Agnietje vast van de partij. De tekst is zelfs enkele malen afzonderlijk uitgegeven. Tot op de dag van vandaag behoort dit verliefde stel, met Jantje, Saartje, en Julia en Eduard, tot het handjevol fictieve achttiende-eeuwers waar schoolgaande Nederlanders zich nog aan spiegelen. Van Nabal Geldlof, Heilke Mems en hun tot mislukken gedoemde huwelijk hebben we ons reeds lang collectief afgewend. Toch zou het niet naar de zin van Van Effen zijn geweest dat het verhaal over Kobus en Agnietje zo'n eigen leven zou gaan leiden. De Hollandsche Spectator (voortaan HS) was niet geschreven als een willekeurige verzameling losse verhalen. Het was een tijdschrift dat tot stand kwam door een continue dialoog tussen schrijver, correspondenten en lezers. De interpretatie van een aflevering kan niet losgekoppeld worden van de rest van het werk. Ook de vele onderlinge verwijzingen in de afleveringen geven blijk van die samenhang en tevens van de dynamiek die het werk gehad moet hebben op het moment van verschijnen (aanvankelijk eenmaal | |
[pagina 8]
| |
per week, na een half jaar twee maal per week). Aan de hand van eigen observaties, of naar aanleiding van lezersreacties kwamen nieuwe (of reeds eerder behandelde) onderwerpen aan bod. Een techniek die Van Effen veelvuldig toepaste om de onderlinge band tussen de afleveringen te verstevigen was het beschrijven van eenzelfde maatschappelijk verschijnsel vanuit verschillende perspectieven. In de ene aflevering beschreef hij hoe het niet hoort, in een andere hoe het wel hoort.Ga naar voetnoot1 De verhalen over Kobus en Agnietje, en Nabal en Heilke vormen zo'n paar. Er zijn veel vormelijke en inhoudelijke parallellen die we kunnen trekken. Beide verhalen bestaan uit korte feuilletons van ieder drie afleveringen (respectievelijk 146-151-161 en 150-165-183); de afleveringen verschenen door elkaar heen binnen een periode van vier maanden (maart 1733-juli 1733); ze spelen zich beide af te Amsterdam in kleinburgerlijke milieus; ze behandelen de aanloop tot een huwelijk, met die kanttekening dat Kobus en Agnietje de steun ontvangen van een ieder die erbij betrokken is, terwijl Nabal en Heilke iedereen tegen zich in het harnas jagen. Nog een parallel is dat beide verhalen zijn opgetekend door buitenstaanders, correspondenten van de Heer Spectator, die ook figureren in het verhaal. Tot slot worden de teksten verlevendigd door de letterlijke weergave van het plat praten van enkele personages, zoals de ouders van Kobus en het dienstpersoneel. De persoon die de burgervrijage van commentaar voorziet is de naamloze buurman van Agnietje, een advocaat, die ook de vader van Kobus tot zijn cliëntèle rekent. Aanvankelijk is hij de roddelende buurman die als het ware via zijn spionnetje het gedrag van zijn buurmeisje en haar vrijer becommentarieert. In de laatste aflevering neemt hij deel aan de maaltijd tijdens welke de verloving geregeld wordt. Het fictieve kader van het relaas over Nabal en Heilke zit iets ingewikkelder in elkaar. De eerste aflevering is geschreven door de heer C.O., lid van het kunstgenootschap Certatim, die de (eenmalige) deelname van Nabal Geldlof aan een bijeenkomst van het genootschap beschrijft. Nabal Geldlof verblijft slechts tijdelijk in Amsterdam en logeert bij een verre verwant, de heer M.W. Deze neemt de afleveringen 2 en 3 voor zijn rekening. Aan het eind van de tweede aflevering wordt, geheel onverwachts, het huwelijk aangekondigd tussen Nabal en Heilke, de slecht-pres- | |
[pagina 9]
| |
terende Friese meid van de heer M.W. In de derde aflevering komt de heer M.W. er via Joost, de voormalige knecht van Nabal Geldlof, achter, wat zich onder zijn dak heeft afgespeeld. Het feuilleton wordt afgesloten met een satirische huwelijkszang op het jonge echtpaar. Dat Van Effen zelf de auteur is van ‘Kobus en Agnietje’, geeft hij volmondig toe in aflevering 165, waar hij nader ingaat op zijn intentie met dit verhaal (hierover straks meer). Het briefkarakter van dit verhaal is dus fictief. Certatim echter was een werkelijk bestaand dichtgenootschap waarin enkele goede vrienden van Justus van Effen actief waren, onder wie Theodoor van Snakenburg en Jacob Elias.Ga naar voetnoot1 Het is heel goed mogelijk dat zij de bedenkers waren van ‘Nabal en Heilke’. Maar de parallellie met ‘Kobus en Agnietje’ is te sterk om de inbreng van Van Effen te bagatelliseren. Wellicht geldt voor deze afleveringen van de HS een nauwer samenwerkingsverband dan tot op heden werd aangenomen.Ga naar voetnoot2 |
|