De Hollandsche Spectator
(1999)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 61-105: 26 mei 1732 - 27 oktober 1732
[pagina 330]
| |
No. 104. Den 24. October 1732. De Hollandsche Spectator.Etenim in ejus dulcedine suavitateque tanquam infesto Sirenis Mari, in quo etiam Ulysses erravit, virgines, nuptaeque complures pudicitiae naufragium fecisse dicuntur. Heer Spectator.
DE brief, door een uwer Correspondenten aan Uw Ed. in 't voorleden jaar geschreeven over de twee Comedien, die wy toen hier hadden, de eene in 't Voorhout, de andere in de Kasuarisstraat,Ga naar voetnoot2 is met zo veel genoegen ontfangen geworden, dat men recht moeilyk is geweest van den zelven door geene andere over die stoffe, welke op ver na nog niet uitgeput was, gevolgt te zien. Ik wil derhalven de plaats van Uw Correspondent hier eens bekleeden, om Uw Ed: te berichten, dat wy, sedert eenige maanden, hier één tamelyk goede troep Fransche Toneelspeelers hebben, die ook gedurende deezen Zomer al vry veel volk hebben getrokken, schoon ze, 't zy uit luiheit, of moogelyk, om dat zy zich verbeelden, dat zulks al goed | |
[pagina 331]
| |
genoeg voor de lompe Hollanders is, zeer zelden iets nieuws vertoonen, en hunne aanschou[106]wers, die hier genoegzaam altoos dezelfde zyn, ook gedurig dezelfde stukken, die men honderd maalen, en tot walgens toe, gezien heeft, opdisschen. Men moet die Paling-pasteitjes eindelyk moede worden,Ga naar voetnoot1 myn Heer, en dat alleen zou genoeg wezen om hen, zo zy zich niet beterden, haast voor stoelen en banken (gelyk men zegt) te doen speelen: doch hen hangt nog een ander gevaarlyk onweêr over 't hooft. Voor 't einde van 't jaar zal 'er een uitmuntende Opera komen, waar voor men een' onzer vermaardste, rykste, verstandigste en zedigste Medeburgeren alleen zal te danken hebben. Hy, wiens beurs altoos open staat voor luiden, die 't verdienen, en alle nutbaare en pryswaardige onderneemingen begunstigt, zal geen geld aan deeze spaaren. N..., die voornaame Muzikant, is reeds voor eenigen tyd met goede Wisselbrieven naar Vrankryk vertrokken, en zo hy nog meer nodig heeft, zal 't hem aanstonds bezorgt worden, als hy zyne Commissie maar wel uitvoert, en een geheele scheepslading der uitstekentste Zangers, Zangeressen, Danssers en Dansters overbrengt. Daar word een geheel Magazyn van kostelyke klederen gekocht; voor de plaats, daar de Opera speelen zal, is reeds zorg gedraagen; alle de oude schulden zyn betaalt, en men neemt alles voor zyne rekening. Dus zal men in den Haag wel haast een Goud-eeuw voor de Opera herbooren, de Galanterie, door de overkomst van zo veele bevallige en kuische Tooneelnimfjes, in vollen bloei, en die jakhalsen van Comedianten, die de spreuk: Groote, of liever, ryke Heeren hebben lange armen, niet schynen in acht genomen te hebben, eerlang in den gront geboort zien. Waarom hebben zy ook hun Hof niet beter gemaakt? [107] Laat kwaataardige Bedillers, die, als de spinnen, uit de beste bloemen venyn zuigen, hier vry tegens aan keffen, en 'er den spot meê steeken, zo veel zy willen: Ik voor my, vind, dat het een grootsch, deftig, en edelmoedig bestaan is, ten zynen koste, aan de liefhebbers der Musyk, aan eene gansche Stad en met een aan zich zelven een zo nuttig vermaak, als aangenaame tydkorting te verschaffen. Waartoe zouden braave luiden, die onuitputbaare schatten bezitten, en met hun geld geen weg weeten, het toch beter besteeden kunnen? en verdient onze beroemde Medeburger geen grooter lof, myn Heer, dan die Grieken en Romeinen, welke, alleen uit | |
[pagina 332]
| |
zelfsbelang, om de gunst der gemeente te winnen, en daar door de grootste ampten van den Staat te bekoomen, of om die te behouden, met de uiterste pracht en luister Schouw-speelen voor het volk deden vertoonen, en onnoemlyke geldsommen daar aan verspilden? In laatere tyden hebben anderen, op hunne kosten, en ten nut van 't Gemeen, Hospitaalen en Hofjes doen stichten: maar is dat te vergelyken by 't oprechten van een Opera, waar door men zyn naam vereeuwigt, en op eene zo voordeelige als roemruchtige wyze overal van zich doet spreeken? Hoe 't zy, myn Heer, 't geen Uw Correspondent zo aardig zegt: myn Heer gaat in 't Voorhout, en Mevrouw in de Kasuarisstraat, zal nu haast weêr te pas koomen,Ga naar voetnoot1 zo lang 'er iemant zot genoeg zal gevonden worden om in de Comedie te gaan: want alle luiden van oordeel en verstant, zullen immers met my bekennen moeten, dat 'er in de allerslechtste Opera oneindig meer nuttigheid steekt, dan in de beste Treurspelen van den grooten Corneille, en in de geestigste Blyspellen van Moliere, Regnard, Palaprat en anderen. [108] Men hoort daar zingen, men ziet 'er danssen, men spreekt, men schreit, men zweert, men kyft, men vecht, men sterft, en in één woord, men doet 'er alles in maatgezang. Wien zou dat niet behaagen? De Toveryen, Hexen, Spooken en Duivels, die in de meeste Opera's een voornaame Rol speelen, en het rechte Tragicq uitleveren, moeten zekerlyk ook een grooten indruk op 't gemoet der aanschouweren maaken, en den hartnekkigsten vrygeest overtuigen, dat hy t'onrecht aan derzelver wezentlykheid getwyffelt, en 'er den spot meê gestoken heeft. De Kunst- en Vliegwerken moet men mede niet vergeeten, en die zyn 't geld alleen waardig; voornamentlyk, als ze zo fix gaan, en zo uitvoerig voor den dag koomen, als men ze tot nog toe hier gezien heeft. De Opera moet nootzaakelyk ook aan de Vrouwelyke Sexe zeer behaagen; want de Liefde is de spil, waar op alles draait: Men leert daar, dat men alleen gebooren is om te beminnen, dat men zich geheel aan de liefde en aan zyne driften overgeeven, daar alles aan opofferen, en de hulp der moeilyke en strenge reden ontvlugten moet; dat het zotheid is zich daar over te ontrusten; dat de Vogels, die den natuur alleen tot leermeesteresse hebben, | |
[pagina 333]
| |
in 't minnen minder Beesten, dan wy, zyn; dat, zo 't minnen verboden was, wy zulke tedere harten niet zouden hebben, en duizend andere stichtelyke zetregels meer. Een minnaar kent daar geen andere Goden, dan de schoone oogen van zyne beminde, en klaagt een man over de ontrouw van zyne gemalin, die hy meent, dat hem horens opzet, men schryft hem aanstonts een uitsteekent hulpmiddel voor: hy moet haar met dezelfde munt betaalen, en ook een Maitres nemen. Maakt Atis zwaarigheid om eene Godin, die [109] smoorlyk op hem verlieft is, en hem tot haar hoogen-Priester verkooren heeft, om den tuin te leiden, men stelt zyne Conscientie gerust door hem voor te zingen: “Je faut souvent, pour être heureux
“Qu'il en coute un peu d'innocence.
De zin is:
Wat schaad het, als gy maar gelukkig wezen meugt,
Al kost het u somtyds een weinig van uw deugd.
Of, zo men een letterlyker Vertaaling begeert:
't Is dikwils nodig, zo ge uw wensch verkrygen wilt,
Dat gy een weinig van uw deugd en onschuld spilt.
De grootste Mannen en Helden der outheid zyn in de Opera's ook zo wel naar den smaak der Dames vermomt, dat men ze al zo weinig kent, als in de Romans van Artamenes en Clelia, schoon hunne naamen pro forma in de Lyst der Personaadjen zyn gestelt. Maar wat zeg ik van helden? De Goden en Godinnen worden in de Opera ook op het Tooneel gebragt, pour filer le parfait amour, gelyk de Franschen zeggenGa naar voetnoot1, of om de arme stervelingen in hunne Minneryen in den weg te zyn, door derzelver meêminnaars of meêminnaressen te worden. Men vind ook Opera's, waarin niet dan Goden en Godinnen te voorschyn koomen, als by voorbeelt Les Amours de Venus, de Minneryen van Venus? Hoe geestig bedriegt die Godin haaren jalourschen man, Vulkaan, die een galg in 't oog, en gedroomt had, dat hy haar geheime snoeperyen met Mars zag? Zy voert hem daarop te gemoet, dat ze haar pligt te wel weet; dat een man, 't geen hy zyne gemalin ziet doen, niet gelooven moet, veel min dan, 't geen hy maar droomt. Daar neemt de arme bloet genoegen meê, hy verzoent zig aanstonds met zyn Huisvrouwtje, en Jupiter daalt uit den Hemel neêr om zyn | |
[pagina 334]
| |
vreugt over die vereeniging te [110] betuigen. Somtyds koomen ook Goden, Godessen of voornaame Tovenaarsters, als Urganda de onbekende, Zirphie en andere, wanneer men 'er 't minst om denkt, als uit de lucht vallen, om de ontknooping te maaken van een stuk, waaraan men anders geen einde weet te vinden, en dus word de les van Horatius:
Nec Deus intersit, nisi dignus vindice nodus Inciderit,
Dat is, volgens de overzetting van Pels, op onze tyden en zeden gepast:
Brengtge ook een Engel, Geest, of God in 't spel, gy dwaalt,
't En zy de deftigheid van 't Werk geen minder open,
Of uitkomst aanwyst om de grootste knoop te ontknoopen.Ga naar voetnoot1
alzins zeer stiptelyk in acht genomen. Uit dit alles besluit ik, myn Heer, dat de Opera's zo natuurlyk als waarschynlyk, en zo vol van een goede Zedekunde, als van uitmuntende Lessen, zyn; dat men in een welgestelde Republyk geene Opera ontbeeren kan, dat 'er geen beter School voor de Jeugd is, en eindelyk, dat aan alle ouders door een' Wet moest bevolen worden, ten minsten tweemaal 's weeks hunne Zoons en Dochters derwaarts te zenden. Wat Ga naar voetnoot* Saint Evremont, Boileau, de Abt de Viliers, en Dacier, van de Opera geoordeelt hebben,Ga naar voetnoot2 is my niet onbekent. Zo men hen gelooven zal, is dezelve een verwart mengelmoes van Goden, Helden, Herders, Tovenaars, Spooken, Furien, enz. en het gantsche gestel moet zo belachlyk als gebrekkelyk voorkoomen aan al wie, naar hun oordeel, een goeden smaak heeft van 't waarschynlyke en 't verwonderlyke (le Merveilleux.) [111] De Maximes en Zedekunde, die in meest alle de Opera's gevonden worden, achten die vieze Keurmeesters voor gevaarlyk en ontuchtig, en Boileau, door zynen schimpzieken geest zekerlyk te ver vervoert, laat zich | |
[pagina 335]
| |
in zyn 10de Hekeldicht, geschikt om zynen Alcippus het trouwen af te raaden, en de vrouwen vinnig door te stryken, tegens de Opera dus uit:
Par toi même bien-tôt conduite à l'Opera,
De quel oeil pense tu, que ta sainte verra
D'un Spectacle enchanteur la pompe harmonieuse,
Ces Danses, ces Heros a voix luxurieuse;
Entendra ces Discours sur l'Amour seul voulans,
Ces doucereux Renauds, ces insensez Rolands;
Saura d'eux qu'a l'Amour, comme au seul Dieu supreme,
Il faut immoler tout, jusqu'à la vertu même:
Qu'on ne sauroit trop tôt se laisser enflamer,
Qu'on n'a réçu du Ciel un Coeur que pour aimer;
Et tous ces lieux communs de Morale lubrique,
Qui Lulli rechauffa des sons de sa Musique?
Mais de quels mouvemens, dans son coeur excitez,
Sentira t'elle alors tous ses sens agitez?
Je ne te repons pas, qu'au retour, moins timide,
Digne Ecoliere enfin d'Angelique & d'Armide,
Elle n'aille à l'instant, pleine des ces doux sons,
Avec quelque Medor pratiquer ces leçons.Ga naar voetnoot1
Die 't Fransch niet verstaan, zullen zich met deeze navolging van Boileaus vaarzen moeten behelpen, die, door my ter loops opgeslagen, aan 't oordeel van den Heer Spectator onderworpen worden. Maar, door u zelf wel haast naar de Opera geleid,
Zal, meent ge, uw fyne Zus met onverschilligheid
Dat prachtig schouwspel zien, die Danssen en Tooneelen,
Die Helden, die 't gehoor door wulpsche stemmen streelen,
Of hooren koel van zin, die Zangen, die alleen
Gewaagen van de Liefde, en van haar tederheên,
Die Reinouts, suykerzoet, volleert in minneryen,
Die Roelants, zo befaamt door hunne razernyen!
Daar leert ze, hoe men 't al, ja zelfs, de deugd en de Eer,
| |
[pagina 336]
| |
Moet offren aan de Min, als eenig' Opperheer; [112]
Hoe niemant, jong noch oud, de Liefde moet weêrstreven,
Hoe ons een hart alleen tot minnen is gegeeven;
Een geile Zedekunde, al afgekeurt voor lang,
Maar nu weêr opgewarmt door Lulli's maatgezang;
Door wat ontroering wordt haar hert dan niet bewoogen!
Zy voelt haar zinnen gantsch verrukt en opgetoogen.
Ik wil geen borg u zyn, dat zy, van schroom ontdaan,
Tot uwent weêrgekeert; den weg niet in zal slaan
Haar aangeweezen door die kuische Ga naar voetnoot*Minnaaressen,
En met een Médor niet beproeven zal die Lessen.
Doch die Schryvers en Dichters en hunne voorstanders hebben de zaak buiten twyffel kwalyk begreepen, in alle die schynredenen, waarby men 'er mogelyk nog veele andere zou kunnen voegen, zullen zekerlyk niets gelden by onze Haagsche liefhebbers van een zo heerlyk Schouwspel, als de Opera, die de ooren streelt, de oogen als betovert, en de harten verrukt door alle die Tederheden, en Liefdes-Lessen, die op eene zo leevendige wyze voorgestelt, en door alles, wat de Muzyk zielroerents en aangenaams heeft, ondersteunt worden. Zie daar myn gevoelen, myn Heer; ik prys en verdedig een goede zaak, en gelyk de vernuftige opbouwer van onze aanstaande Opera, met plaizier, zo 't nodig, of moogelyk ware, zyn laatsten stuiver uitgeeven zou om zyn loflyk oogmerk te bereiken, zo ben ik, op zyne edelmoedige dankbaarheid staat makende, ook gereed om myn laatste droppel inkt te besteden tot het verbreiden van zynen zo wel verdienden roem, en dien van zyne waarde Opera. Alle, die daar tegens zullen durven opkoomen, zal ik, in dicht en ondicht, en in alle taalen, manmoedig in den schilt vaaren, en zonneklaar aantoonen, dat zy maar nydige Vitters, Weetnieten of verdrietige Pedanten zyn, dat ze niet gewoon zyn in de groote Werelt te leven, en eindelyk, om alles met een woort te zeggen, dat ze nooit te Parys geweest zyn. Ik verzoek, Heer Spectator, dat Uw Ed. de goedheid gelieve te hebben van deezen brief, zonder eenige veranderingen, in uw Werk eene plaats te vergunnen, en blyve onderwyl met veel achting, Uw Ed. Dienstbereide Dienaar Hylarides. [113] |
|