Woord vooraf
In de stortvloed van spectatoriale geschriften die in de achttiende eeuw ons land overspoelde, is de Hollandsche Spectator van Justus van Effen ongetwijfeld de meest gerenommeerde geweest en gebleven. Na eerdere pogingen in het Frans (Le Misantrope, La Bagatelle) koos Van Effen vanaf 20 augustus 1731 definitief voor een blad in de moedertaal, waarin hij optrad als zedenmeester en gesprekspartner voor de Nederlandse burgerij. Aan de orde kwamen díe onderwerpen, waarover de gemiddelde burger zich vragen stelde. In totaal verschenen 360 afleveringen in octavo-formaat, elk van acht pagina's, aanvankelijk wekelijks éénmaal, op maandag, vanaf 31 december 1731 tweemaal per week, op maandag en vrijdag.
Sommige lezers kregen het blad thuisbezorgd, maar blijkens een zogenaamde ‘stok’ die geregeld aan het slot van een aflevering werd afgedrukt, een lijst van verkooppunten waar de Hollandsche Spectator tegen betaling van anderhalve stuiver verkrijgbaar was, kochten anderen het in de boekhandel. De goedkoopste manier was natuurlijk het te lezen in koffiehuizen en sociëteiten, waar men het op de leestafels aantrof. En ten behoeve van spijtoptanten en herlezers bundelde drukker/uitgever Hermanus Uytwerf achteraf steeds dertig vertogen tot een boekdeel.
In 1984 verscheen bij Uitgeverij Sub Rosa als nummer 3 van de Fell-reeks een fotomechanische reprint van het eerste deel (de nrs. 1 t/m 30) van de Hollandsche Spectator, bezorgd door P.J. Buijnsters. Die vormde een aanzet tot een grotere beschikbaarheid van het blad. Helaas echter is het bij dit ene deel gebleven. De voor u liggende editie beoogt daarom de draad weer op te pakken.
Wegens de beperktheid van de beschikbare ruimte en de relatief toegankelijke aard van de tekst is hier niet gekozen voor een geannoteerde teksteditie. Men vindt in het notenapparaat dus niet dan bij hoge uitzondering commentaar op zaken en personen; wel geven de noten in pregnante gevallen woordcommentaar, alsmede korte toelichtingen op verwijzingen naar vorige afleveringen van De Hollandsche Spectator. Daarbij zij aangetekend dat deze noten genummerd zijn, en daarmee gescheiden van die van Van Effen zelf, die met een asterisk zijn gemerkt. De ‘Inleiding’, een uitvoerig ‘Overzicht van de inhoud’ en een ‘Index’ op persoons- en plaatsnamen en titels geven een beeld van de besproken onderwerpen en de heersende opvattingen daarover en bieden een aanknopingspunt voor verder onderzoek.
Omwille van de toegankelijkheid zijn wel de Latijnse en Griekse motto's waarmee elke aflevering opent, alsmede de overige Latijnse citaten