Wat krijgen we nou?
(1954)–Jan van Ees–
[pagina 4]
| |
VOOR MAMOESJKA | |
[pagina 5]
| |
Lectuur is tenslotte een bezigheid waarbij het maar héél weinig moeite kost om intelligent te schijnen. | |
[pagina 7]
| |
Eerste stuk‘Ik vínd het...’ ‘Wat?’ ‘Zo'n boek schrijven.’ ‘Waarom doe je 't dan?’ ‘Dat is heel gek. Ik had er al es een nare ervaring mee opgedaan. - Duizend jaar geleden. Dat was in de tijd dat ik nog een heel verleden voor me had. Toen heb ik een boek geschreven waar een bekend literator uit die dagen een pagina uit een Zondagochtendblad voor nodig heeft gehad om het af te kammen. Dat boek is nu antikwaries. Het grootste gedeelte van de eerste en enige oplaag is verbrand. Ik had er nog een exemplaar van en dat heb ik weggegeven aan een ouwe bibliophile. Die was er geloof ik nog blij mee ook. Niet omdat het zo mooi is, maar omdat er waarschijnlijk en gelukkig geen tweede exemplaar meer van bestaat. Maar ja. Je hebt wat vrije tijd en je wilt niet met je duimen gaan zitten draaien en een paar maal per dag uitkijken naar de postbode of die misschien iets prettigs bij je wil brengen. Dus wat doe je? Je gaat een boek schrijven. Maar nou die uitgevers. Ken je uitgevers? Man schei uit! Je komt bij ze. Ze zeggen: “Ga zitten. Nee, neem díe stoel, die is makkelijker. Juffrouw laat es twee koppies koffie komme! Wat rook je? En vertel es.” Dan begin je te vertellen, maar vóórdat je je tweede volzin klaar en wel tussen je dorre lippen vandaan hebt gewurmd, bemerk je dat-ie aan iets heel anders zit te denken, of althans doet alsóf en dan zegt ie: “Hoe laat is het eigenlijk? - Weet je wat wij doen? | |
[pagina 8]
| |
We gaan een stukkie eten.” En dan zit je ineens aan een schat van een Bobadilla. En er komt een Ommelette Paysan, of ik noem maar wat, en je hebt je boek zitten vertellen en hij heeft er om zitten grinniken en je hebt gedacht: “dat gaat goed” en vóór je 't weet loop je alleen te kuieren met een manuscript van een boek onder je arm, waarvan je zo blij was dat het kant en klaar voor je neus had gelegen en je loopt zijn laatste volzin van die dag te verwerken: van-dat-het-idee-prima-is, maar als je nou es... en je wilt er toch ook behoorlijk wat aan verdienen en zo... en dan... weg is de uitgever, die zijn uitgave die dag heeft beperkt tot f 9.32 inclusief; “hier-is-een-tientje-la-maar-zitte!” En het is gek wat je dan allemaal voor plannen hebt met zo'n manuscript. In de kachel gooien. (Maar je hebt niet zo direct een kachel bij de hand). Zo maar in een willekeurige brievenbus stoppen. (Maar je wilt de mensen niet laten schrikken). In de gracht. (Maar dan heb je kans op een rel). En wat doe je dan? - Je houdt het bij je. - Je komt thuis. Je vrouw begrijpt het al en lief als ze is, ze zegt niks, zet een borreltje voor je neer en het eten is extra lekker, nóg lekkerder dan anders! Die avond zit je een beetje weltfremd achter je bureau niks te doen als een rouw-drager die op het lijk zit te wachten. Maar dan haalt je vrouw een breiwerkje voor de dag. Een jongenspakkie voor Petertje. En je denkt: “Is me dát een werk!” “Hoe lang doe je daar nou over?” vraag je, als ze vijf minuten bezig is. D'r mond maakt een tuitje en ze zegt lief: “Och dat weet ik niet. Je moet met die dingen nooit gaan jachten. Langzamerhand zie je 't wel groeien en als Petertje er op een dag es bij z'n grootmoeder mee komt aanzetten dan hoop ik het leuk te vinden. En zo niet... dan maak ik wel weer es een ander!” | |
[pagina 9]
| |
Dan zucht je. Je steekt een sigaret op en inééns herinner je je een bezoek aan Felix Timmermans. Die had zijn werkkamer in een Begijnhof in Lier. “Op een dag,” had Timmermans verteld, “kwam ik tot de ontdekking dat ik pákken papier vol geschreven had. Die heb ik in eens in de kachel gegooid, ik heb een schaal met fruit op tafel gezet en ik ben gaan proberen om díe góéd te beschrijven!” En dan gebeurt er iets leuks. Je doet je hete-lucht kachel open en je mietert anderhalf pond literatuur in de vuurgloed. Ik heb het nou over “iets leuks”, maar weet je wat ík nou het leuke vond? M'n vrouw keek breiend op van haar werk, glimlachte tegen me met een miniem knipoogje en zei: “Zal ik eerst een kopje thee inschenken voor je gaat beginnen?” Kijk. Dat vind ik nou het aardige van mijn vrouw. Een ander zijn vrouw zou gezegd hebben: “Mán!!” Of: “Jásses, wat laat je me schrikken!” of zo. De mijne niet. Die zegt: “Zal ik “eerst” (dat “eerst” vind ik zo prachtig) zal ik éérst een kopje thee inschenken voor je gaat beginnen?” Zulke dingen heeft ze meer en dat is dan ook één van de redenen waarom mijn hart altijd automaties van zijn één op zijn drie gaat lopen als ze het tuinhekkie van me-huisie-buiten binnen komt en me van verre gedag zwaait. Ik vind dat een vondst zo'n zin! Stel je voor dat je vrouw een uur achtermekaar je gaat voorhouden wat de voordelen zijn van het opnieuw aan zo'n karwei beginnen? Stel je voor dat ze gaat zeggen: “Moet je es luisteren... boy... (wie dát woord onze goede Nederlandse taal heeft binnen gehaald zal óók wat krijgen!)... luisteren boy... Die meneer Dinges... die uitgever ís toch zoals je me altijd verteld hebt een soort vriend van je. Nu, geef ik toe... en het is inderdaad waar dat... maar je moet niet vergeten...” | |
[pagina 10]
| |
Enfin er komen dan een heleboel eigenwijze vervelende dingen los, die je voor jezelf bliksems goed weet, maar die je nou eenmaal geen trek hebt om van een ander aan te horen! Dus als je nou een vrouw hebt die tegen je zegt: “Zal ik een kopje thee inschenken voordat je begint,” dan zit daar zó'n enorm vertrouwen in en zo'n verschrikkelijk groot geloof in je “kunnen” dat je, als je niet oppast verwaand zou worden. Maar dát doe je in geen geval. Je geeft je vrouw een zoen. Je drinkt je thee zoals alleen je vrouw die kan zetten en je gaat schrijven. En dat doe ik dan nu. En niet omdat ik zo nodig een boek moet schrijven. Helemaal niet. Ik schrijf dit zoals mijn vrouw dat jongenspakkie voor Petertje opzet. Waarom? (Nu komt het tuit-mondje). Och dat weet ik niet. Je moet met die dingen nooit gaan jachten. En als ik ooit es iemand met een boek van mij in z'n handen zie zitten, dan hoop ik dat die dat leuk zal vinden... En zo niet... Och, dan maak ik wel weer es een ander! Maar dit zeg ik nog: Ik schrijf dit voor m'n eigen plezier. Ik stoor me helemaal niet aan normen of aan: hoe-een-boek-geschreven-dient-te-worden. Ik zeg graag of niet. En daarom zal je wel es vreemde “saecken” tegen komen. Maar als je 't leuk vindt...!? Kan jou het schelen?! Lees dan door! Ik schrijf gewoon “voor se malle moers contGa naar voetnoot* weght!”’ | |
[pagina 11]
| |
Het geheim van moderne literatuur is de weg van het exotische via erotiek naar de neurose. |
|