Paul Citroen. Schrijversportretten
(1998)–Stance Eenhuis– Auteursrechtelijk beschermdDe jaren vijftigOmstreeks 1952 bereikte Citroen zijn definitieve kunstvorm en werd hij de echte beroepsportrettist die hij tot het einde van zijn werkzame leven is gebleven. Het getekende portret werd Citroens ‘subtiel en onbetwist eigendom’.Ga naar eind59 Citroen omschreef de essentie die hij bij het tekenen van een portret probeerde te bereiken: ‘Tekenen: [...] een samenvatting geven dat wat van de mens naar mij uitgaat, zijn fluïdum, dat probeer ik in mijn portretten te pakken te krijgen.Ga naar eind60 Veel van Citroens tekeningen uit deze tijd hebben gemeen dat de geportretteerde uit het papier opdoemt: ‘Soms verdichtte zich vanuit een ragfijn patroon van potlood- of krijtstreepjes een portret, dat als het ware opdoemde uit het materiaal.’Ga naar eind61 Citroen maakte diffuse por- | |
[pagina 35]
| |
tretten die ontstonden uit vlekken en uit het contrast tussen licht en donker. Het beste werkte hij met siberisch krijt. Deze tekenstijl is gebaseerd op de leer van Bauhaus-leraar Itten waarin de portrettist niet natekende maar de tekening liet ontstaan uit de structuur van het materiaal.Ga naar eind62 Het resultaat van zijn fijngevoelige waarneming in combinatie met de techniek werd het handelsmerk van de portrettist Citroen. Een ander kenmerkend onderdeel in Citroens portretten was de expressie in de ogen die werd verkregen door de nadruk van de licht-donker verdeling in het gezicht. De ogen worden vaak beschouwd als de spiegels van de ziel en verraden het meest iemands wezen. De ooguitdrukking was voor hem een belangrijke factor bij zijn psychologische benadering van een portret. Citroen kon toveren met zwart en wit. Bij elk portret gebruikte hij andere middelen, afhankelijk van de figuur die tegenover hem zat. Voor sommige gezichten gebruikte hij potlood, andere gezichten vroegen om siberisch krijt, oostindische inkt, houtskool, of combinaties daarvan. Speciaal met het door hem veelvuldig toegepaste siberisch krijt bereikte hij prachtige contrastrijke tinten in het zwart op het witte papier. Soms ontstonden merkwaardige structuren door oostindische inkt met water te laten vervloeien, zoals in de portretten van Remco Campert (cat. 34) en Siegfried van Praag (cat. 35).Ga naar eind63 Door middel van het gebruik van alle waarden tussen zwart en wit en de verfijnde nuancering daarin riep hij een sfeer op waarmee hij de meest essentiële kenmerken van de geportretteerde wist te treffen. De houding en de plaatsing in het vlak en de uitdrukking van het gezicht droegen eveneens bij tot de kernachtige uitdrukking. Oudleerling van de Nieuwe Kunstschool, Kurt Löb, omschreef Citroens expressieve grafische tekenstijl: ‘[...] het uiterst direct op papier zetten van de vele krijtlijntjes en veegjes - [...] een boeiend weefsel van quasi nonchalant en speels neergezette lijntjes.’Ga naar eind64 Löb toonde aan de | |
[pagina 36]
| |
Joop Sjollema, Portret van H.P.L. Wiessing, ca. 1953.
Riek Wesseling, Portret van H.P.L. Wiessing, 1954. (Collectie Stedelijk Museum, Amsterdam.)
Paul Citroen, Portret van H.P.L. Wiessing, 1953. (Collectie Hannema-de Stuers Fundatie, Heino.)
| |
[pagina 37]
| |
hand van Citroens portret van Henri Wiessing (cat. 15) die omstreeks zijn 75ste verjaardag in 1953 ook geportretteerd werd door de tekenaars Joop Sjollema en Riek Wesseling, tot welke uiteenlopende resultaten dit kon leiden.Ga naar eind65
De portretten van Victor van Vriesland (cat. 13), Lucebert (cat. 17), Cees Nooteboom (cat. 22 en 23) en Vasalis (cat. 25) zijn voorbeelden van uit het materiaal opdoemende portretten. In 1951 had Citroen Victor van Vriesland (cat. 13) benaderd om te poseren, maar Van Vriesland vroeg wegens tijdgebrek uitstel. Een jaar later richtte de schilder Kees Verwey hetzelfde verzoek aan Van Vriesland naar aanleiding van diens 60ste verjaardag. Deze voelde daar wel voor en schreef op 19 november 1952 schuldbewust aan Citroen: ‘U heeft, wat dergelijke ikonografische bedoelingen betreft, als ik het zo mag noemen, de oudste rechten. Wel is het mij inmiddels duidelijk geworden dat ik, gelijk ik ook aan de Heer Verwey schreef, in geen geval tijd kan vinden om ergens anders dan thuis voor een tekening of schilderij te zitten en dan nog alleen wanneer ik kan doorwerken, dat betekent dicteren of lezen.’ Citroen liet er geen gras over groeien. Hij maakte onmiddellijk een afspraak, want het portret van Van Vriesland dateert van een week later. Het werd een van zijn mooiste portretten waarin hij een beeld van een licht spottende en gevoelige Van Vriesland opriep.Ga naar eind66 Tot grote vreugde won Citroen er in mei 1953 de tweede prijs van de Jacob Hartogprijs mee. Een paar jaar later, in 1956, reageerde Van Vriesland op het portret: ‘Ik, die mij denk te kennen, zie het portret, dat mij doet zien door Paul Citroen's ogen. Ik ben anders dan ik dacht. Een nieuwe wereld gaat voor mij open die, wat ik vertrouwd waande, vervreemdt en vernieuwt, door de diepzinnige en onweerstaanbare tover van zijn gekunde kunst.’Ga naar eind67 Een kunstcriticus herkende in dit portret de wanhoop van de literaire recensent Van Vriesland: ‘Tussen al die boeken klaagde Victor, dat hij | |
[pagina 38]
| |
zich geen raad meer wist. Het stapelen was nog tot daaraan toe, maar het lezen, het verwerken, het schiften van kaf en koren, dat was het ergste. Dat ergste heeft Paul Citroen met meesterhand in beeld gebracht. Een gelaat gekweld door overmaat van literatuur, gelaatstrekken doorgezakt en krakend onder het gewicht van schiftende en kritische verantwoordelijkheden. Maar tot in elke trek Victor van Vriesland.’Ga naar eind68 Twintig jaar na het ontstaan van voornoemd portret, op 7 november 1972, bedankte de tachtigjarige Van Vriesland Citroen voor diens bijdrage aan zijn beeldvorming: ‘Overigens is het geen verdienste om tachtig jaar te worden en u heeft met uw prachtige tekening meer bijgedragen tot mijn bekendheid dan ikzelf. Ik meen dat hij nu in het letterkundig museum berust.’ Paul Citroen met Vasalis in galerie Ornis te Den Haag, 18 januari 1980. (Foto: Jan Stegeman: collectie Letterkundig Museum, Den Haag.)
| |
[pagina 39]
| |
Het portret van Vasalis (cat. 25) uit 1960 past eveneens in de rij van gevoelige, trefzekere uit het papier opdoemende portretten. Vasalis schreef in 1997: ‘Wat ik zelf van dat portret vond, ja ik vond het een mooie tekening, maar de blik van de ogen stond me niet aan, & ik hoopte dat ik nooit zo keek. Tegelijkertijd besefte ik, dat een portret een interpretatie van de maker is, hoe kan het anders. Maar in de tekeningen van de kinderen en van mijn moeder herken ik hen, en zijzelf deden dat ook, in de mijne was dat niet het geval.’Ga naar eind69 Blijkbaar had Vasalis een ander beeld van zichzelf dan Citroen van haar. Al eerder gaf zij te kennen dat haar hoofd ongeschikt was om te portretteren. Citroen had Vasalis in 1960 uitgenodigd om voor hem te poseren, in vervolg op de door hem gemaakte portretten van haar kinderen en moeder. De families waren inmiddels goed bevriend geraakt. In haar antwoord van 28 maart 1960 reageerde Vasalis zeer vereerd dat hij haar wilde tekenen en schreef dat andere kunstenaars al mislukte pogingen hadden ondernomen: ‘Niet alleen vind ik het goed, maar zelfs erg prettig, dat je mijn portret wilt teekenen. Dat heeft nog niemand gewild, d.w.z. Eddy een keer, 5 minuten en Schumacher een nacht lang (maar die moest het voor de Groene!) vloekend, weeklagend. John Raedecker heeft me een keer hoofdschuddend bekeken. Toen gezegd: d'r zit niks an voor mij, an dat koppie.’Ga naar eind70 Op 9 oktober 1960 zou Vasalis anderhalf uur poseren in haar huis te Groningen. Van twee tot vier december reisde Citroen opnieuw naar Groningen om Vasalis verder te tekenen.
De portretten van Maurits Dekker (1955) en Nel Noordzij (1957) zijn door Citroen weer anders gekarakteriseerd. Maurits Dekker (cat. 19) schrok van het door Citroen geschapen beeld: ‘Toen het portret klaar was, mocht ik het zien. Ik kreeg een schok. Je bleek een gedrocht van mij te hebben gemaakt. Een min of meer menselijke en zelfs niet oninteressante kop, maar een gedrocht. Toch | |
[pagina 40]
| |
maakte die lelijke ouwe kerel van jou mij een beetje vertrouwder met de aansteller, de mooie jongen, die mij mijn leven lang uit de spiegel heeft aangekeken.’Ga naar eind71 Nel Noordzij (cat. 20) daarentegen was zo tevreden over haar enprofiel portret dat zij, vreemd genoeg, Citroen op 21 mei 1957 verzocht het andere (en-face) portret op bepaalde punten bij te werken: ‘Iedereen is verrukt van het profiel en dat willen wij ook graag kopen. Het en-face vindt men niet lijken, speciaal mond en kin, die mij, naar men zegt, een star-laatdunkende uitdrukking geven, die ik niet schijn te bezitten. Op de schets daarentegen zijn mond en kin juist geheel gelijkend (en ook lijkend op mijn vader, is dat niet typsich?) Het is zeker niet mogelijk mond en kin van de schets alsnog op de en-face-tekening over te brengen?’Ga naar eind72 |
|