Paul Citroen. Schrijversportretten
(1998)–Stance Eenhuis– Auteursrechtelijk beschermdSchrijversIn Den Haag werd Citroen een gevestigd kunstenaar, alom gerespecteerd en gewaardeerd. In zijn kunstbeschouwingen liet hij zich steeds meer van de behoudende kant zien. De na-oorlogse moderne kunst kon hij niet erg waarderen. Via de Haagse kunstacademie, de Haagse Kunstkring en Pulchri Studio werd hij opgenomen in het plaatselijke kunstleven. Hoewel Citroens keuze van de door hem geportretteerde schrijvers in de collectie van het Letterkundig Museum betrekkelijk willekeurig lijkt, zijn er overeenkomsten aan te wijzen. De meeste schrijvers voelden zich vereerd om door Citroen getekend te worden: ‘Ik ben blij. dat de schrijvers het niet vervelend vinden om door mij getekend te worden. Slechts een enkele keer was iemand door het resultaat teleurgesteld of beledigd. In het | |
[pagina 26]
| |
algemeen houden zij mij ten goede, dat ik alleen maar een schilder en tekenaar ben.’Ga naar eind39 Soms werkte Citroen in opdracht maar het liefst zocht hij de schrijvers zelf uit. Veel schrijvers waren generatiegenoten die hij in Den Haag ontmoette, met name in de Haagse Kunstkring. Vooral in de jaren vijftig leidde de afdeling Letterkunde van de Haagse Kunstkring een bloeiend bestaan. Er werden veel manifestaties georganiseerd om de experimentele dichtkunst van de Vijftigers te stimuleren.Ga naar eind40 Als actief lid van de kring leerde Citroen de schrijvers van de literaire afdeling kennen. Door Citroen getekende leden zijn J.C. Bloem (cat. 12), Rico Bulthuis (cat. 33), Anthonie Donker (cat. 24), Ben van Eijsselsteijn (cat. 37), Jacques den Haan (cat. 32), Annie Salomons (cat. 45), Antal Sivirsky (cat. 39) en Albert Vogel (cat. 40). Van een aantal schrijvers is bekend dat het contact via de Haagse Kunstkring tot stand is gekomen. Antal Sivirsky, jarenlang de voorzitter van de Haagse Kunstkring, schreef aan Citroen op 12 februari 1970: ‘Jammer dat we elkaar zo weinig meer ontmoeten. Kom je nooit op woensdagavond in de Kring een hapje eten halen? Het is er dan altijd geanimeerd. Mijn bereidheid om eens voor je te poseren is nog altijd van kracht, al ben ik overmatig bezet.’ Anderhalf jaar later zou Sivirsky uiteindelijk in het Wassenaarse atelier komen poseren. Waarschijnlijk werd de negentigjarige Annie Salomons, die net als Citroen het erelidmaatschap van de Haagse Kunstkring had ontvangen, in 1975 in opdracht door Citroen geportretteerd. Citroen slaagde er in een zeer waardig portret van de hoogbejaarde schrijfster te maken waar zij zeer tevreden over was. In haar reactie op 12 november 1977 schreef zij hem: ‘U hebt een gedistingeerde manier van tekenen en deelt iets van die distinctie aan uw onderwerp mee. [...] Ik vind het prettig om te denken, als ik er al lang niet meer ben en niemand meer weet, hoe ik er uit heb gezien, ik bij de mensen zal voortleven in het beeld, zoals u me hebt gemaakt. [...] Als ik zeg: | |
[pagina 27]
| |
Paul Citroen, Dubbelportret van A. Roland Holst en Lucebert, 29 november 1961. (Foto: A. Dingjan; collectie Letterkundig Museum, Den Haag.
“Paul Citroen heeft me getekend,” zegt iedereen enthousiast: “Dat zal goed zijn. Die kan het.” En dat heb ik nu inderdaad beleefd.’ Rico Bulthuis herinnert zich dat hij op 31 augustus 1969, een zondagmorgen, door Citroen werd gebeld om in het atelier te Wassenaar te komen poseren: ‘Paul Citroen kende ik vrij oppervlakkig als lid van de Haagse Kunstkring. [...] Hij wilde een portret van mij tekenen. [...] Toen na een paar uur de tekening voltooid was, vond ik die nauwelijks gelijkend en te somber, maar zelf was hij er tevreden over. Ik moest er mijn handtekening onder zetten.’Ga naar eind41 In de jaren vijftig organiseerde de Haagse Kunstkring in samenwerking met uitgever Bert Bakker en het tijdschrift Maatstaf literaire avonden in Pulchri Studio aan het Lange Voorhout te Den Haag. Citroen legde waarschijnlijk op zo'n avond contact met de deelnemers aan thema-avonden en maakte afspraken voor hem te komen poseren. Soms maakte hij ter plekke tekeningen, zoals op die avond in 1955 toen hij Lucebert (cat. 17) uitkoos. Op 3 mei van dat jaar lazen onder meer Lucebert en Simon Carmiggelt voor op de letterkundige Maatstaf-avond. Hij maakte van Lucebert een portret als gevoelige en dromerige kunstenaar. ‘Die jongen schrijft toch beeldend. Men voelt iets van een wordende wereld.’Ga naar eind42 Jaren later dacht Citroen er nog steeds zo over. Hij noteerde in 1976 over Lucebert: ‘et-was gans bijzonderes’. Citroen en Lucebert ontmoetten elkaar op 13 mei 1976 bij de Amsterdamse lithograaf Piet Clement, zo blijkt uit agenda-aantekeningen van Citroen.Ga naar eind43 Lucebert en Paul Citroen had- | |
[pagina 28]
| |
den grote waardering voor elkaars werk.Ga naar eind44 In 1961 had Citroen de oude dichter A. Roland Holst en de jonge dichter Lucebert samen vereeuwigd in een dubbelportret.Ga naar eind45 Hij koesterde eveneens veel bewondering voor Roland Holst die hij al twee keer eerder had getekend. Behalve in 1955 had Citroen hem ook al in 1944 geportretteerd toen beide ondergedoken zaten te Laren. Met Simon Carmiggelt (cat. 18) had hij op 1 juni 1955 in Amsterdam afgesproken. Hij portretteerde een kinderlijk verwonderde en licht spottende Carmiggelt. Deze reageerde een jaar later nogal ironisch op zijn portret in een liber amicorum ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van Citroen: ‘Als hij klaar is - hij maakt er twee, of drie - vraagt hij aan je dierbaren of ze lijken. Kinderen hebben dan wel eens inspiratie en je vrouw kiest die ene, die je niet zo flatteus vond, en zegt: “Ja, dàt ben je.” Dat wordt dan zijn definitieve, geloof ik.’Ga naar eind46 Karikatuur van Herman van den Bergh, A. Roland Holst, Geerten Gossaert, Hans Andreus en Ed. Hoornik in de Haagse Kunstkring, 29 november 1955.
Citroen bezocht een half jaar later, op 29 november 1955, in Pulchri Studio de dichtersavond ‘Van A. Roland Holst tot Hans Andreus’. Hij maakte ter plekke een (weinig geslaagde) karikatuur van de dichters Andreus, Herman van den Bergh, Geerten Gossaert, Ed. Hoornik en A. Roland Holst.Ga naar eind47 Voor zover bekend, heeft Citroen het karikatuurgenre weinig beoefend. Twintig jaar later ging hij nog steeds naar schrijversbijeenkomsten toe. In 1976 bezocht hij de conferentie van de Internationale PEN-Club in Pulchri Studio, waar hij de schrijver Kees Simhoffer (cat. 46) uitnodigde voor hem te zitten. | |
[pagina 29]
| |
‘Waarom hij ook mij uitkoos, weet ik niet. [...] Ik denk dat Gerrit Borgers, die een bewonderaar was van mijn werk, hem op mij geattendeerd heeft, [...] Dat de portrettekening die Paul Citroen in mei 1976 van me maakte, nog bestaat en niet door hem verscheurd is, verbaast me nogal, omdat hij er indertijd bepaald niet tevreden over was en me bijna verwijtend toevoegde dat hij mijn kin en linkeroog maar niet goed op papier kreeg’, herinnert zich Simhoffer in een terugblik.Ga naar eind48
Een andere locatie waar Citroen schrijvers ontmoette, was in De Pauwhof in zijn woonplaats Wassenaar. De Pauwhof was een villa waar schrijvers en wetenschappers vanaf 1940 tot 1992 tijdelijk onderdak werd verleend om in alle rust te kunnen werken. Een ‘vacantie-oord voor artiesten en wetenschappers’, volgens Siegfried van Praag die er regelmatig verbleef. Door Citroen geportretteerde schrijvers die ooit op De Pauwhof verbleven, waren onder meer J.C. Bloem, Rein Blijstra, C.J.E. Dinaux, Anthonie Donker, Clara Eggink, Jan de Hartog, Alfred Kossmann, Maurits Mok, Siegfried van Praag, Annie Salomons, Simon Vestdijk en Victor van Vriesland.Ga naar eind49 Waarschijnlijk heeft Citroen een aantal schrijvers getekend toen ze er logeerden. Hij tekende veel in het park van De Pauwhof en ontmoette de gasten als hij er koffie of thee dronk.Ga naar eind50 Zo herinnert Siegfried van Praag (cat. 35) zich: ‘Ik leerde Paul Citroen op de Pauwhof [...] te Wassenaar kennen. Citroen wilde zelf mij portretteren. [...] Ik heb wel zijn atelier bezocht maar hij tekende mij geloof ik op het terras van “de Pauwhof”. Het was zomer. Ik sprak graag met hem. Hij was wat men toen een “zoon van goeden huize” noemde en een artiest die artistieke opzichtigheid meed.’Ga naar eind51 Een deel van de voornoemde letterkundige gasten van De Pauwhof schreef wel eens een bijdrage voor het tijdschrift Critisch Bulletin, dat ook Citroen tot zijn medewerkers mocht rekenen.Ga naar eind52 Een aantal | |
[pagina 30]
| |
van de geportretteerden lijkt uit deze kring te zijn voortgekomen. Zoals bijvoorbeeld Anthonie Donker (cat. 24), jarenlang de hoofdredacteur van Critisch Bulletin en voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen, die op 5 augustus 1960 gehoor gaf aan Citroens herhaald verzoek te komen poseren: ‘[...] overwin ik nu ook de aarzeling en zou dus graag, hoezeer verlaat dan ook, gevolg geven aan uw vr. opwekking, voor een portrettekening u eens te bezoeken.’ Nog geen vier dagen later bezocht hij Citroen in zijn atelier te Wassenaar. Tussen de overige geportretteerde schrijvers is weinig of geen samenhang noch overeenkomstige specifieke locatie te vinden. Citroen zou uiteenlopende redenen gehad kunnen hebben om hen te vragen. Die konden variëren van goede vriendschap (Aar van der Werfhorst en Vasalis), of de literaire actualiteit (Anna Blaman), tot bewondering voor de vitaliteit van de jongere generatie schrijvers (Lucebert, Remco Campert, Gerrit Kouwenaar en L.Th. Lehmann).Ga naar eind53 |
|