Paul Citroen. Schrijversportretten
(1998)–Stance Eenhuis– Auteursrechtelijk beschermdDe jaren veertigNa de oorlog vond Citroen een evenwicht tussen de abstracte, modernistische kunstopvatting en zijn naturalistische aanleg. Zijn techniek was modern, zijn stijl ouderwets: ‘Ik ben modern in 't gebruik van mijn materiaal, ik laat mijn werk vanuit het materiaal ontstaan (dat is de leer van het Bauhaus), maar in mijn vormgeving verloochent zich mijn vroege, klassieke opleiding niet, en wat mijn grafisch begrip, mijn lichtdonker en zwart-grijs-wit-opvatting betreft, voel ik me als een moderne voortzetter van de artistieke nalatenschap van Menzel en Liebermann.’ aldus Citroen in 1956.Ga naar eind29 Hij koos voor het portret- | |
[pagina 22]
| |
teren, of zoals hij zei: ‘de mens als psychisch wezen’.Ga naar eind30 Citroen, de modernist die zich met de eigentijdse avant-garde wilde meten, keerde terug naar de traditie. Omdat zijn vormuitdrukking modern bleef, voelde hij zich toch nog enigszins tot de modernisten behoren. Hij heeft zijn beperktheden onder ogen durven zien. Mede onder invloed van de Tweede Wereldoorlog is dit proces waarschijnlijk versneld.Ga naar eind31 Achteraf analyseerde Citroen zijn onzekere, halfslachtige houding over de richting in zijn werk: ‘Ik echter wou en kon me niet vast leggen, ik schuwde er voor, vermeed het, me te binden, ik was als een vlinder, die hier en daar van de kunst proefde, als een zwerver, die hier of daar verpoosde, zonder zich blijvend te vestigen. Daardoor was er dan ook geen consequentie in mijn werk, er ontstond niets opbouwends, er ontwikkelde zich niets eigens,’ aldus Citroen.Ga naar eind32 Hij berustte in zijn aanleg.
Citroen legde zich toe op wat hij goed kon: het tekenen van mensen. Zijn interesse voor de psyche van de mens, die als een rode draad door zijn leven liep, stond in de naoorlogse periode centraal. De psychologische portretschilder is gebonden aan de uiterlijke gelijkenis én aan de psychologische benadering van het model en moet hier een eenheid van smeden. Overigens zullen bijna alle portretschilders psychologiserend te werk gaan. In zijn portretten probeerde Citroen het innerlijk, de psychologisch diepte, van de mens uit te drukken waardoor het karakteristieke van de geportretteerde beter naar voren kwam. Dankzij zijn talent en scherpe observatievermogen kon hij in zijn portretten vorm geven aan deze niet zo gemakkelijk waarneembare elementen van de persoonlijkheid van het model: ‘wat je als schilder of tekenaar ervaart bij de confrontatie met je model - dát moet je schilderen of tekenen, en dan zal het portret in een bepaald opzicht ook lijken. De gelijkenis ontstaat als vanzelf uit de juiste manier van tekenen en schilderen’.Ga naar eind33 Dat leverde een | |
[pagina 23]
| |
trefzeker gekarakteriseerde, gevoelige en soms vanzelfsprekende manier van portrettekenen op die na de oorlog zijn handelsmerk vormde. Het portretteren lukte hem beter naarmate mensen hem meer aanspraken. Zakenmensen voelde hij niet aan: ‘Wij zeggen wel en nemen het ook aan, dat het gezicht het innerlijk weergeeft [...] maar niet bij mensen, die hun aandoeningen verbergen, die helemaal zakelijk zijn ingesteld, die hun innerlijk onder de duim houden of zich een houding geven.’Ga naar eind34 Hij ervoer bij kunstenaars een geestelijk verwantschap. ‘Wat ik goed kan begrijpen zijn de geestelijke prestaties zoals die van schrijvers, musici en schilders. Met die mensen heb ik weinig moeite.’Ga naar eind35 Daarom behoorden de portretten van kunstenaars tot zijn betere portretten. Hella S. Haasse, die hij in 1953 tekende, schreef in een complimenteuze reactie op haar portret: ‘Maar zijn het niet juist die röntgenogen, dat magische vermogen tot doorgronden en het wezenlijke blootleggen, die vooral in de portretkunst kwaliteit en waarde bepalen, [...] Paul Citroen heeft dieper gekeken dan de oppervlakte, verder dan huid en gelaatstrekken, [...] Niemand van mijn familieleden en vrienden vindt eigenlijk dat het lijkt. Maar ik herken mezelf er in.’Ga naar eind36 Paul Citroen voor het door hem getekende portret van Hella S. Haasse in zijn atelier te Den Haag, juni 1954. (Foto: De Vringer; collectie Prentenkabinet der Rijksuniversiteit, Leiden.)
|
|