Paul Citroen. Schrijversportretten
(1998)–Stance Eenhuis– Auteursrechtelijk beschermdPortrettistPaul Citroen is in Nederland het bekendst geworden als portrettist, een reputatie die hij vooral na de oorlog heeft opgebouwd. Terugkijkend op zijn loopbaan zei Citroen in 1960 over het anachronisme van de portretkunst: ‘[...] dat de mensen in onze tijd nog altijd vragen om door schilders gemaakte portretten, daarvoor bestaat eigenlijk geen enkele verontschuldiging. Toch handhaaft het anachronisme der portretschilderkunst zich, niettegenstaande de banvloeken der richtingwijzers en theoretici van de moderne vormgeving. Wij portretschilders staan buiten de dialectiek van de tijd, wij zijn buitenbeentjes [...]’.Ga naar eind21 Hoewel de portretkunst artistiek gezien in deze tijd geen populair genre meer is, lijkt het te behoren tot een onderstroom die altijd doorgaat. Voordat Citroen zijn definitieve weg als portrettist had gevonden, heeft hij een langdurige strijd met zichzelf gevoerd over de kunstvorm die hij zou kiezen. | |
[pagina 16]
| |
De portretkunst had na de uitvinding van de fotografie in de negentiende eeuw haar documentaire functie verloren. Voordien kregen kunstenaars de opdracht een zo natuurgetrouw mogelijk portret te schilderen, maar sinds de fotografie rustte er een zeker taboe op het nauwkeurig naschilderen. Portretopdrachten kwamen steeds meer in handen van fotografen. Rond de eeuwwisseling veranderden de heersende westerse kunstopvattingen radicaal. De meest essentiële experimenten en vernieuwingen in de beeldende kunst vonden plaats in het modernisme waarbij de inhoud van een kunstwerk ondergeschikt werd gemaakt aan de vorm. De Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan de roes waarin de Europese avant-garde in de voorafgaande jaren verkeerde. In de loop van de jaren twintig ontstond er een reactie op het modernisme, waarbij kunstenaars teruggrepen naar de realistische traditie en de ambachtelijkheid. Deze stroming keurde de abstracte vormexperimenten en het voorwerploze accent van de moderne kunst af. Portretschilders grepen terug naar een naturalistische weergave van het model. Hun stijl was in navolging van Vincent van Gogh en Paul Cézanne enigszins vrijer en losser geworden. Inmiddels waren de geschilderde portretopdrachten door de fotografie zeldzamer geworden. Als gevolg hiervan was een portretschilder minder gebonden aan opdrachten. Hij was vrij om zijn eigen onderwerp te kiezen en kon een portret uit zijn fantasie of naar een model maken en er door middel van de vorm zijn persoonlijk visie aan geven.Ga naar eind22 Vanaf de jaren twintig raakten psychologische en soms symbolisch gestileerde portretten weer in de mode. |