Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] De roovers Ze slopen in donkere hoopen Uit verblindende steden vandaan - De hemel stond, zeide men, open - De nacht was zonder maan. Ze kwamen nabij een heuvel, Daarachter lag 't paradijs - - Ze doken diep in elkander Ze kropen diefsgewijs. Toen heerschte één hartstocht'lijk en hijgend: ... Rijst ginds het blinkende Huis? - Doch tot den top genaderd Sprong fel op daar het morzelend kruis. Ze deinsden in wilde verwarring. Geen waagde zich voorbij Die dood'lijke versperring... Noch ik.... noch gij.... Vorige Volgende