Louteringen(1927)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Vreemde tocht Het is een vreemde, bonte tocht... Het is een reis, die logen schijnt... Voort!, ijlen wij door bocht na bocht! Tijd drijft ons naar het eind. Geen hand die niet een schat omklemt In arm'lijk rinkelend metaal -; Geen hoofd, dat niet 't gebeuren kent Van 't prachtig, oud verhaal. Geen blik, waarin de haat niet gloeit -, Geen oog, dat niet om liefde vraagt -, En geen gelaat, dat wáár ontbloeit Wijl het géén masker draagt. Ginds stamelt één een innig woord - Geen, die dat oud verhaal vergeet... -, De klank wordt in een klacht gesmoord Om een weer wringend leed. En ieder schouwt een eind'lijk wit - Geen, die dat oud verhaal vergat... -, En ieder vloekt, en ieder bidt Om wat hij nimmer had. [pagina 9] [p. 9] En ieder weet een lieve wijs - -, En ieder kent een wrange smart... Het is een donker-vreemde reis Van hier tot aan God's hart. Vorige Volgende