Groot-Duitsche dichtkunst(1942)–Jan H. Eekhout– Auteursrecht onbekendEen reeks vertolkingen Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] Het uur Stommen jubelen en verlamden schrijden Onder 't purperen baldakijn. En blinden Zíen weêr en de tot den strijd bereiden, Die zich naakt als bedelaars bevinden, Hebben, koningen, diep een schuld geboet. Dooden lichtten wel de zware zerken Konden zij het zonlicht nog verdragen; Grijsaards daalden van de hoogste bergen Mochten zij het leven eens nog wagen. Zie de dapperen met de heldere harten, Hoe onder hun voortgang bloemen tieren! Zij zelfs, die ontweken alle smarten, De bevréésden, willen zege vieren. Broeders, zusters rijen in de straten Hem, den Eenige, stralend te begroeten In het Uur, dat komende geslachten Aller tijden schóónste schatten moeten. Ja, ook smaad-beladenen, de vuigen, Die voorheen de waarheid hoonden, Beiden hem, en boordevol deemoed buigen Zij zich voor den ongekroond gekroonde, Die hen allen, allen wedergroet. Ilse Ringler-Kellner Vorige Volgende